10 Vroege glazenmaker

Copula Vroege glazenmaker (Foto: Erik Moonen)

Figuur 10.1: Copula Vroege glazenmaker (Foto: Erik Moonen)

10.1 Meetnetkarakteristieken

Tabel 10.1: Karakteristieken van het meetnet Vroege glazenmaker
Meetnetkarakteristieken
Veldprotocol Transecttelling imago’s
Aantal bezoeken (per jaar) 2
Telperiode 20/05 - 30/06
Selectie locaties Steekproef
Aantal locaties 30
Duur meetcyclus (jaar) 3

10.2 Aantal tellingen, tellers en getelde locaties

Figuur 10.2 toont het aantal tellers, het aantal tellingen en het aantal getelde meetnetlocaties voor het meetnet Vroege glazenmaker. In de laatste twee jaar werden er aanzienlijk minder tellingen uitgevoerd. Maar in de meetcyclus 2017 - 2019 werden wel het merendeel van de 30 tellocaties geteld met minstens twee bezoeken per locatie.

Figuur 10.2: Monitoringsinspanning voor het meetnet Vroege glazenmaker

10.3 Vergelijking tussen de jaren

Figuur 10.3 toont de jaarlijkse verschillen t.o.v. referentiejaar.

Net zoals bij de Bosbeekjuffer en de Variabele waterjuffer worden de meetnetlocaties in een meetcyclus van drie jaar geteld. De tellers kiezen welke meetnetlocaties in welk jaar geteld worden en dit kan een invloed hebben op de verschillen tussen de jaren. Daarom dat we op termijn beter een vergelijking maken tussen de verschillende meetcyclussen.

Jaarlijkse verschillen in aantallen t.o.v referentiejaar met het 90 \% betrouwbaarheidsinterval voor de Vroege glazenmaker. De symbolen geven de classificatie van de verschillen weer (R = referentie; `++` = sterke toename; `+` = toename; `+~` = matige toename; `~` = stabiel; `-~` = matige afname; `-` = afname; `--` = sterke afname; `?+` = mogelijke toename; `?-` = mogelijke afname; `?` = onbekend). De stippellijnen tonen de referentiewaarde (0 \%), de ondergrens (-25 \%) en de bovengrens (+33 \%) waarop de classificatie gebaseerd is.

Figuur 10.3: Jaarlijkse verschillen in aantallen t.o.v referentiejaar met het 90 % betrouwbaarheidsinterval voor de Vroege glazenmaker. De symbolen geven de classificatie van de verschillen weer (R = referentie; ++ = sterke toename; + = toename; +~ = matige toename; ~ = stabiel; -~ = matige afname; - = afname; -- = sterke afname; ?+ = mogelijke toename; ?- = mogelijke afname; ? = onbekend). De stippellijnen tonen de referentiewaarde (0 %), de ondergrens (-25 %) en de bovengrens (+33 %) waarop de classificatie gebaseerd is.

10.4 Trend

Over de periode 2017 - 2020 vertoont de Vroege glazenmaker een gemiddelde jaarlijkse trend van -7 % met een 90%-betrouwbaarheidsinterval tussen -15 % en 2 %. We kunnen dus spreken van een mogelijke afname (?-) van de Vroege glazenmaker in deze periode. Op het einde van de tweede meetcylus (2020 - 2022) zullen we een betere inschatting kunnen maken van de trend.

10.5 Andere waargenomen libellensoorten in het meetnet Vroege glazenmaker

In Tabel 10.2 geven we een overzicht voor alle getelde libellensoorten in het meetnet Vroege glazenmaker.

Tabel 10.2: Overzicht van de waargenomen libellen in het meetnet Vroege glazenmaker. Totaal = totaal aantal individuen; Gemiddeld = gemiddeld aantal getelde individuen per bezoek; bezoeken = het aantal bezoeken dat soort werd geteld; proportie bezoeken (%) = proportie van de bezoeken dat soort werd waargenomen
Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Totaal Gemiddeld Bezoeken Proportie bezoeken (%)
Lantaarntje Ischnura elegans 1293 35.92 36 30
Azuurwaterjuffer Coenagrion puella 841 24.74 34 24
Vroege glazenmaker Aeshna isoceles 616 7.00 88 78
Grote roodoogjuffer Erythromma najas 384 11.29 34 17
Variabele waterjuffer Coenagrion pulchellum 368 10.82 34 11
Bloedrode heidelibel Sympetrum sanguineum 283 8.32 34 14
Viervlek Libellula quadrimaculata 252 7.20 35 19
Bruine korenbout Libellula fulva 178 5.24 34 10
Gewone oeverlibel Orthetrum cancellatum 178 4.68 38 31
Grote keizerlibel Anax imperator 140 3.68 38 27
Kleine roodoogjuffer Erythromma viridulum 114 3.45 33 5
Vuurlibel Crocothemis erythraea 106 3.12 34 15
Smaragdlibel Cordulia aenea 75 2.08 36 16
Watersnuffel Enallagma cyathigerum 64 1.94 33 3
Vuurjuffer Pyrrhosoma nymphula 53 1.61 33 8
Breedscheenjuffer Platycnemis pennipes 35 1.09 32 9
Beekoeverlibel Orthetrum coerulescens 28 0.88 32 7
Glassnijder Brachytron pratense 27 0.79 34 11
Weidebeekjuffer Calopteryx splendens 25 0.76 33 5
Platbuik Libellula depressa 19 0.54 35 12
Gewone pantserjuffer Lestes sponsa 18 0.56 32 2
Gaffelwaterjuffer Coenagrion scitulum 16 0.48 33 2
Bruine winterjuffer Sympecma fusca 14 0.44 32 3
Houtpantserjuffer Chalcolestes viridis 14 0.41 34 3
Gevlekte witsnuitlibel Leucorrhinia pectoralis 9 0.27 33 2
Koraaljuffer Ceriagrion tenellum 9 0.27 33 3
Zuidelijke keizerlibel Anax parthenope 5 0.15 34 5
Tangpantserjuffer Lestes dryas 4 0.12 33 2
Bruinrode heidelibel Sympetrum striolatum 3 0.09 32 1
Speerwaterjuffer Coenagrion hastulatum 3 0.09 33 1
Zwervende heidelibel Sympetrum fonscolombii 3 0.09 33 1
Blauwe glazenmaker Aeshna cyanea 2 0.06 32 1
Bosbeekjuffer Calopteryx virgo 2 0.06 33 2
Metaalglanslibel Somatochlora metallica 2 0.06 33 2
Noordse witsnuitlibel Leucorrhinia rubicunda 2 0.06 32 1
Venwitsnuitlibel Leucorrhinia dubia 2 0.06 33 1
Bruine glazenmaker Aeshna grandis 1 0.03 33 1
Gevlekte glanslibel Somatochlora flavomaculata 1 0.03 33 1
Hoogveenglanslibel Somatochlora arctica 1 0.03 33 1
Plasrombout Gomphus pulchellus 1 0.03 33 1
Tengere pantserjuffer Lestes virens 1 0.03 32 1
Zwervende pantserjuffer Lestes barbarus 1 0.03 33 1

Van de doelsoort en de vijf meest getelde overige soorten geven we in Figuur 10.4 het gemiddeld aantal getelde exemplaren per bezoek voor elk jaar.

Figuur 10.4: Gemiddeld aantal getelde individuen per bezoek voor Vroege glazenmaker en de vijf meest voorkomende andere libellensoorten van het meetnet Vroege glazenmaker