11 Rivierrombout

Larvenhuidje Rivierrombout (Foto: Robert Pieters)

Figuur 11.1: Larvenhuidje Rivierrombout (Foto: Robert Pieters)

11.1 Meetnetkarakteristieken

Tabel 11.1: Karakteristieken van het meetnet Rivierrombout
Meetnetkarakteristieken
Veldprotocol Transecttelling Larvendhuidjes
Aantal bezoeken (per jaar) 5
Telperiode 01/06 - 15/08
Selectie locaties Integraal
Aantal locaties 11
Duur meetcyclus (jaar) 1

11.2 Aantal tellingen, tellers en getelde locaties

Figuur 11.2 toont het aantal tellers, het aantal tellingen en het aantal getelde meetnetlocaties voor het meetnet Rivierrombout. Met minstens vijf bezoeken per locatie vergt dit meetnet een grote inspanning van de tellers, maar we zien dat deze inspanning goed wordt volgehouden over de monitoringsperiode.

Figuur 11.2: Monitoringsinspanning voor het meetnet Rivierrombout

11.3 Vergelijking tussen de jaren

Figuur 11.3 toont de jaarlijkse verschillen t.o.v. referentiejaar.

Het aantal getelde larvenhuidjes nam vanaf 2018 sterk toe in vergelijking met 2017 en het opstartjaar 2016. Deze toename zet zich verder voort in 2019 toen de getelde aantallen 5 tot 10 keer hoger waren dan in 2016. In 2020 lagen de aantallen weer op het niveau van 2018. Over een relatief korte periode van 5 jaar constateren we een significante toename van het aantal larvenhuidjes. De Rivierrombout is een soort die het de laatste 20 jaar veel beter doet in West Europa (Boudot & Kalkman, 2015) en dit vertaald zich ook in Vlaanderen (De Knijf et al., 2014a). De verbeterde waterkwaliteit en structuurkenmerken van veel Europese waterlopen de laatste decennia is de reden hiervoor, maar die verbetering weerspiegelt zich nog niet in Vlaanderen, waar de soort beperkt blijft tot het Albertkanaal en de rivieren nog niet heeft weten te koloniseren. De toename van het getelde aantal larvenhuidjes langs het Albertkanaal is wellicht het gevolg van deze toename in grote delen van Europa. Maar jaarlijkse populatieschommelingen zijn over deze korte periode bekeken niet uit te sluiten. In geringe mate kan de toename ook het resultaat zijn van de steeds toenemende ervaring van de teller, die na een inloopperiode ‘een oog’ begint te krijgen waar, wanneer en hoe men best kan zoeken.

Jaarlijkse verschillen in aantallen t.o.v referentiejaar met het 90 \% betrouwbaarheidsinterval voor de Rivierrombout. De symbolen geven de classificatie van de verschillen weer (R = referentie; `++` = sterke toename; `+` = toename; `+~` = matige toename; `~` = stabiel; `-~` = matige afname; `-` = afname; `--` = sterke afname; `?+` = mogelijke toename; `?-` = mogelijke afname; `?` = onbekend). De stippellijnen tonen de referentiewaarde (0 \%), de ondergrens (-25 \%) en de bovengrens (+33 \%) waarop de classificatie gebaseerd is.

Figuur 11.3: Jaarlijkse verschillen in aantallen t.o.v referentiejaar met het 90 % betrouwbaarheidsinterval voor de Rivierrombout. De symbolen geven de classificatie van de verschillen weer (R = referentie; ++ = sterke toename; + = toename; +~ = matige toename; ~ = stabiel; -~ = matige afname; - = afname; -- = sterke afname; ?+ = mogelijke toename; ?- = mogelijke afname; ? = onbekend). De stippellijnen tonen de referentiewaarde (0 %), de ondergrens (-25 %) en de bovengrens (+33 %) waarop de classificatie gebaseerd is.

11.4 Trend

Over de periode 2016 - 2020 vertoont de Rivierrombout een gemiddelde jaarlijkse trend van 66 % met een 90%-betrouwbaarheidsinterval tussen 50 % en 83 %. We kunnen dus spreken van een sterke toename (++) van de Rivierrombout in deze periode.

11.5 Andere waargenomen libellensoorten in het meetnet Rivierrombout

In dit meetnet werd er enkel gezocht naar larvenhuidjes van de Rivierrombout. Er werden dus geen andere soorten genoteerd.

Referenties

Boudot J.-P. & Kalkman V.J. (eds.) (2015). Atlas of the European dragonflies and damselflies. KNNV Publishing, Zeist, the Netherlands.

De Knijf G., Adriaens T., Vermylen R. & Van der Schoot P. (2014a). Ontdekking van een populatie Rivierrombout (Gomphus flavipes) op het Albertkanaal (België), een van de drukst bevaren kanalen van Europa, en een overzicht van de status in West- en Midden-Europa. Brachytron 16 (1/2): 3–17.