12 Gevlekte witsnuitlibel

Mannetje Gevlekte witsnuitlibel (Foto: Erik Moonen)

Figuur 12.1: Mannetje Gevlekte witsnuitlibel (Foto: Erik Moonen)

12.1 Meetnetkarakteristieken

Tabel 12.1: Karakteristieken van het meetnet Gevlekte witsnuitlibel
Meetnetkarakteristieken
Veldprotocol Gebiedstelling imago’s
Aantal bezoeken (per jaar) 2
Telperiode 20/05 - 30/06
Selectie locaties Integraal
Aantal locaties 24
Duur meetcyclus (jaar) 1

12.2 Aantal tellingen, tellers en getelde locaties

Figuur 12.2 toont het aantal tellers, het aantal tellingen en het aantal getelde meetnetlocaties voor het meetnet Gevlekte witsnuitlibel. Ondanks het groot aantal tellocaties (Tabel 12.1) slagen de tellers er in om bijna alle locaties minstens tweemaal per jaar te bezoeken.

Figuur 12.2: Monitoringsinspanning voor het meetnet Gevlekte witsnuitlibel

12.3 Vergelijking tussen de jaren

Figuur 12.3 toont de jaarlijkse verschillen t.o.v. referentiejaar.
We zien toename in aantallen in 2018, gevolgd door twee slechte jaren met telkens een sterke afname t.o.v. 2016. Deze toename van de getelde aantallen Gevlekte witsnuitlibel in 2018 is wellicht grotendeels toe te schrijven aan een sterke influx van dieren in het westen van Europa, dit zowel op de tellocaties als op tal van nieuwe locaties in Vlaanderen. De oorsprong van deze dieren is wellicht het noorden van Polen en de Baltische Staten.

Jaarlijkse verschillen in aantallen t.o.v referentiejaar met het 90 \% betrouwbaarheidsinterval voor de Gevlekte witsnuitlibel. De symbolen geven de classificatie van de verschillen weer (R = referentie; `++` = sterke toename; `+` = toename; `+~` = matige toename; `~` = stabiel; `-~` = matige afname; `-` = afname; `--` = sterke afname; `?+` = mogelijke toename; `?-` = mogelijke afname; `?` = onbekend). De stippellijnen tonen de referentiewaarde (0 \%), de ondergrens (-25 \%) en de bovengrens (+33 \%) waarop de classificatie gebaseerd is.

Figuur 12.3: Jaarlijkse verschillen in aantallen t.o.v referentiejaar met het 90 % betrouwbaarheidsinterval voor de Gevlekte witsnuitlibel. De symbolen geven de classificatie van de verschillen weer (R = referentie; ++ = sterke toename; + = toename; +~ = matige toename; ~ = stabiel; -~ = matige afname; - = afname; -- = sterke afname; ?+ = mogelijke toename; ?- = mogelijke afname; ? = onbekend). De stippellijnen tonen de referentiewaarde (0 %), de ondergrens (-25 %) en de bovengrens (+33 %) waarop de classificatie gebaseerd is.

12.4 Trend

Over de periode 2016 - 2020 vertoont de Gevlekte witsnuitlibel een gemiddelde jaarlijkse trend van -36 % met een 90%-betrouwbaarheidsinterval tussen -47 % en -23 %. We kunnen dus spreken van een sterke afname (--) van de Gevlekte witsnuitlibel in deze periode.

12.5 Andere waargenomen libellensoorten in het meetnet Gevlekte witsnuitlibel

In Tabel 12.2 geven we een overzicht voor alle getelde libellensoorten in het meetnet Gevlekte witsnuitlibel.

Tabel 12.2: Overzicht van de waargenomen libellen in het meetnet Gevlekte witsnuitlibel. Totaal = totaal aantal individuen; Gemiddeld = gemiddeld aantal getelde individuen per bezoek; bezoeken = het aantal bezoeken dat soort werd geteld; proportie bezoeken (%) = proportie van de bezoeken dat soort werd waargenomen
Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Totaal Gemiddeld Bezoeken Proportie bezoeken (%)
Azuurwaterjuffer Coenagrion puella 4128 32.76 126 32
Viervlek Libellula quadrimaculata 2808 21.27 132 37
Watersnuffel Enallagma cyathigerum 1452 12.63 115 15
Tangpantserjuffer Lestes dryas 985 8.64 114 8
Tengere pantserjuffer Lestes virens 836 7.40 113 5
Gewone pantserjuffer Lestes sponsa 819 6.77 121 15
Lantaarntje Ischnura elegans 760 6.55 116 21
Koraaljuffer Ceriagrion tenellum 672 5.69 118 19
Gewone oeverlibel Orthetrum cancellatum 529 4.20 126 27
Variabele waterjuffer Coenagrion pulchellum 500 4.55 110 6
Smaragdlibel Cordulia aenea 473 3.91 121 21
Bloedrode heidelibel Sympetrum sanguineum 447 3.89 115 8
Gevlekte witsnuitlibel Leucorrhinia pectoralis 396 1.54 257 33
Grote keizerlibel Anax imperator 390 3.07 127 33
Grote roodoogjuffer Erythromma najas 378 3.38 112 9
Vuurjuffer Pyrrhosoma nymphula 291 2.45 119 15
Venwitsnuitlibel Leucorrhinia dubia 217 1.87 116 9
Vroege glazenmaker Aeshna isoceles 201 1.65 122 18
Breedscheenjuffer Platycnemis pennipes 182 1.64 111 9
Beekoeverlibel Orthetrum coerulescens 176 1.61 109 10
Speerwaterjuffer Coenagrion hastulatum 159 1.46 109 2
Bruinrode heidelibel Sympetrum striolatum 121 1.08 112 5
Vuurlibel Crocothemis erythraea 103 0.90 115 11
Bruine winterjuffer Sympecma fusca 73 0.67 109 3
Glassnijder Brachytron pratense 71 0.59 120 12
Platbuik Libellula depressa 54 0.48 113 8
Weidebeekjuffer Calopteryx splendens 50 0.46 109 4
Noordse witsnuitlibel Leucorrhinia rubicunda 48 0.42 114 6
Gaffelwaterjuffer Coenagrion scitulum 43 0.38 112 4
Zwarte heidelibel Sympetrum danae 34 0.31 109 2
Bruine korenbout Libellula fulva 20 0.19 108 2
Gevlekte glanslibel Somatochlora flavomaculata 20 0.18 112 3
Tengere grasjuffer Ischnura pumilio 16 0.15 109 2
Zuidelijke keizerlibel Anax parthenope 13 0.12 111 4
Metaalglanslibel Somatochlora metallica 12 0.11 110 2
Houtpantserjuffer Chalcolestes viridis 6 0.06 108 1
Blauwe glazenmaker Aeshna cyanea 5 0.05 109 2
Plasrombout Gomphus pulchellus 5 0.05 110 2
Zwervende heidelibel Sympetrum fonscolombii 2 0.02 108 0
Bruine glazenmaker Aeshna grandis 1 0.01 110 0
Hoogveenglanslibel Somatochlora arctica 1 0.01 108 0
Kleine roodoogjuffer Erythromma viridulum 1 0.01 108 0
Steenrode heidelibel Sympetrum vulgatum 1 0.01 108 0
Zadellibel Anax ephippiger 1 0.01 109 0
Zuidelijke oeverlibel Orthetrum brunneum 1 0.01 108 0

Van de doelsoort en de vijf meest getelde overige soorten geven we in Figuur 12.4 het gemiddeld aantal getelde exemplaren per bezoek voor elk jaar.

Figuur 12.4: Gemiddeld aantal getelde individuen per bezoek voor Gevlekte witsnuitlibel en de vijf meest voorkomende andere libellensoorten van het meetnet Gevlekte witsnuitlibel