7.1 Model met huidige landschapskenmerken

Voor de opmaak van het model werd eerst gestart met een soort basismodel waarin enkel de variabelen zitten die louter het gevolg zijn van de wijze van inventariseren: de datum, het tijdstip t.o.v. zonsondergang, de locatie, en de afstand tot de dichtste buur. Tijdens de verkenning van de gegevens hadden we reeds gezien dat er een duidelijk effect is van het tijdstip t.o.v. zonsondergang op de kans op waarnemen van Steenuil. Vandaar dat we dit effect aan het basismodel toevoegden. Aan het basismodel werden daarna stapsgewijs landschapskenmerken toegevoegd die de aanwezigheid van Steenuil het beste verklaren, inclusief eventuele interacties tussen die kenmerken.

In het finale model zien we een positieve relatie van het aantal steenuilwaarnemingen met de landschapskenmerken hoogstamboomgaard (boomgaard+), grasland, ruigte, punt- of lijnvormige opgaande KLE (boom, knotwilg of fruitboom), vlakvormige KLE, en de randen rond grasland, akker of boomgaard. Met de landschapskenmerken laagstamboomgaard, bos en urbaan gebied is er een negatieve relatie. Dit resultaat is globaal gezien in lijn met de beschikbare kennis zoals beschreven in Van Nieuwenhuyse, Génot, and Johnson (2008), Van Nieuwenhuyse, Leysen, and Leysen (2001), Exo (2014) en Apolloni et al. (2017).

Het toevoegen van de landschapskenmerken veroorzaakte een effect op de invloed van de modelparameters gerelateerd aan de inventarisatie. Het effect van de datum blijkt gemiddeld iets sterker te worden, doch de onzekerheid op deze effecten wordt tevens groter. Dit geeft een indicatie dat het datum effect in het basismodel mogelijk een deel van het landschap probeert te verklaren, bijvoorbeeld omdat op elke datum een ander deelgebied onderzocht werd en elk deelgebied een iets ander landschap en bijhorende aanwezigheid van Steenuil heeft. Het effect van het tijdstip, van de afstand tot de dichtste buur, en het residuele ruimtelijke effect wordt eveneens iets sterker na toevoegen van de landschapskenmerken.

Omdat — zoals te verwachten — bepaalde zaken niet volledig kunnen verklaard worden in een modellering, is er nog een mate van onzekerheid. Ondanks deze onzekerheid kunnen we toch besluiten dat het finale model de aanwezigheid van Steenuil vrij goed kan verklaren in die zin dat het ook mogelijk is om globale voorspellingen te maken voor toekomstscenario’s in kader van de ruilverkaveling.

Referenties

Van Nieuwenhuyse, Dries, J.C. Génot, and D.H. Johnson. 2008. The Little Owl: Conservation, Ecology and Behavior of Athene Noctua. Cambridge: Cambridge University Press.

Van Nieuwenhuyse, Dries, M. Leysen, and Koen Leysen, eds. 2001. The Little Owl in Flanders in Its International Context. Proceedings of the Second International Little Owl Symposium, 16-18 March 2001, Geraardsbergen, Belgium. Vol. 67. Oriolus 2-3.

Exo, K.M. 2014. “The Ecology and Conservation of European Owls.” In, 64–75. Peterborough, UK: Joint Nature Conservation Committee.

Apolloni, N., M.U. Grüebler, Arlettaz R., T.K. Gottschalk, and B. Naef-Daenzer. 2017. “Habitat Selection and Range Use of Little Owls in Relation to Habitat Patterns at Three Spatial Scales.” Animal Conservation. doi:10.1111/acv.12361.