6.3 Voorspellingen voor de scenario’s

Figuur 5.5 geeft voor zowel de huidige situatie als de verschillende scenario’s de voorspelling van het finale model zonder afstand tot dichtste buurwaarneming (finaal2). Deze voorspelling is een schatting van het verwachte aantal waarnemingen per rastercel in de veronderstelling dat het landschap er uitziet zoals het scenario en dat op een referentiedatum en een referentietijdstip2. Figuren 5.6 en 5.7 geven respectievelijk de ondergrens en de bovengrens van het 95% predictieinterval. Klik op de naam van het scenario om van scenario te wisselen.

Vooral scenario’s 2 en 4 blijken sterk te verschillen met de huidige situatie. Voor de ondergrens zijn de verschillen eerder subtiel maar bij de bovengrens zijn ze enorm. Merk op dat de bovengrens voor sommige rastercellen bijna 100 waarnemingen per rasterhok aangeeft. Dit is uiteraard niet realistisch. De oorzaak hiervan is de sterke uitbreiding van boomgaard+ onder scenario’s 2 en 4 (zie sectie 9). Op sommige plaatsen is het gewogen aandeel van boomgaard+ tot 4 keer groter dan in de huidige situatie. Hierdoor moet het model sterk extrapoleren en neemt de onzekerheid op de voorspellingen sterk toe (fig. 5.8). Het model moet immers aannemen dat de toename van Steenuil met de toename van aandeel boomgaard+ zich blijft doorzetten wanneer het aandeel boomgaard+ blijft stijgen. In de realiteit zal het positieve effect van boomgaard+ afvlakken naarmate het aandeel boomgaard+ toeneemt. Bovendien houdt het model geen rekening met de afstand tot de dichtste buur en dus ook niet met het feit dat Steenuilen territoriaal zijn.

Figuur 5.5: Mediaan van het aantal waarnemingen per rastercel voor de verschillende scenarios

Figuur 5.6: Ondergrens van het 95% predictieinterval van het aantal waarnemingen per rastercel voor de verschillende scenarios

Figuur 5.7: Bovengrens van het 95% predictieinterval van het aantal waarnemingen per rastercel voor de verschillende scenarios

Figuur 5.8: Grootteorde van de onzekerheid op het verwachte aantal waarnemingen per rastercel voor de verschillende scenario’s

Net zoals in figuur 5.3 kunnen we voor elk scenario waarnemingen simuleren en vervolgens tellen hoeveel waarnemingen we vinden in het volledige gebied. Door dit voor een groot aantal herhalingen uit te voeren krijgen we een idee van de variabiliteit van dit totaal. Het resultaat van deze oefening is figuur 5.9. Het eerste wat opvalt zijn de exorbitant hoger cijfers bij scenario’s 2 en 4. Deze zijn louter te wijten aan het beperkt aantal rastercellen met een hoge waarde voor boomgaard+. Scenario’s 2 en 4 levert deze werkwijze bijgevolg geen relevante resultaten op. Voor scenario’s 1 en 3 kunnen we de vergelijking wel maken. Globaal geven de simulaties aan dat scenario’s 1 en 3 mogelijk een lichte toename van het aantal steenuilwaarnemingen tot gevolg kunnen hebben (fig. 5.10).

Figuur 5.9: Totaal van gesimuleerde waarnemingen per scenario.

Figuur 5.10: Mediaan en 95% percentiel van de distributies van de gesimuleerde totalen


  1. zie sectie 4.3.3