4.4 Finale model zonder afstand tot dichtste buurwaarneming
In een volgende fase is het de bedoeling om voorspellingen te doen voor een aantal scenario’s waarbij het landschap wijzigt onder invloed van een eventuele ruilverkaveling. De aangepaste landschapskenmerken kunnen we afleiden uit deze scenario’s. De inventarisatie-gerelateerde kenmerken zoals het effect van de datum, tijdstip en het residueel ruimtelijk effect kunnen we redelijkerwijs als constant beschouwen. De afstand tot de dichste buur is echter een probleem. Dit hangt immers af van de geobserveerde Steenuilen, informatie die we onmogelijk hebben in het geval van toekomstscenario’s. Daarom hebben we een tweede model gemaakt, ditmaal zonder de afstand tot de dichtste buur in rekening te brengen. In dit hoofdstuk geven we aan welke implicaties dit heeft op de gemodelleerde effect van de landschapskenmerken.
4.4.1 Invloed van de verschillende landschapskenmerken
Figuren 2.36 t.e.m. 2.44 geven het relatief effect weer van de individuele landschapskenmerken zoals die geschat worden door beide modellen. finaal
is het model met afstand tot dichtste buurwaarneming en finaal2
zonder. We stellen vast dat het effect van de landschapskenmerken onder finaal2
iets minder sterk zijn dan onder finaal
. De verschillen zijn beperkt tot subtiel.
4.4.2 Invloed van variabelen gerelateerd aan de inventarisatie
Bij deze set van variabelen hebben we nog een bijkomend model toegevoegd: basis2
. Dit is het basismodel zonder afstand tot dichtste buurwaarneming. Het verwijderen van deze afstand heeft weinig invloed op het effect van de datum (fig. 2.45). de invloed op de effecten van het tijdstip is wat groter. Het effect is bij finaal2
en basis2
sterk gelijkend op dat van basis
, hetgeen iets minder uitsproken is dan finaal
(fig. 2.46). Het residuele ruimtelijke effect van finaal2
(fig. 2.47) is vergelijkbaar met dan van basis
(fig. 2.12).
Zoals te verwachten zorgt het verwijderen van de afstand tot de dichtste buurwaarneming voor een verschuiving van de ROC curve naar rechts en naar onder (fig. 2.48). finaal2
is bijgevolg minder performant dan finaal
. Opvallend is dat de curve van finaal2
dicht bij deze van basis
ligt. Een model met landschapskenmerken maar zonder afstand tot dichtste buur is bijgevolg vergelijkbaar qua performantie aan een model zonder landschapskenmerken maar met de afstand tot dichtste buur. basis2
, het model zonder landschapskenmerken en zonder afstand tot dichtste buur, scoort overigens beduidend slechter.
Uit de vergelijking van deze vier modellen kunnen we besluiten dat zowel de landschapskenmerken als het territoriaal gedrag (benaderd via afstand tot dichtste buur) belangrijke verklarende variabelen zijn voor de aanwezigheid van Steenuil.
4.4.3 Voorspellingen
De voorspelde waarden en de bijhorende intervallen en onzekerheden van finaal2
(fig. 2.49 t.e.m. 2.52) lijken sterk op deze van finaal
.
Om de subtiele verschillen duidelijker te maken geven we in figuur 2.53 het verschil in verwachte waarde tussen beide finale modellen weer. Het patroon in deze verschillen zit hem in het effect van de afstand tot de dichtste buur (fig. 2.29): een positief verschil in de onmiddellijke omgeving van rastercellen met waarnemingen en in rastercellen op meer dan 600 m (3 rastercellen) van een waarneming. Op een afstand van 200 tot 400 m (2 tot 3 rastercellen) is het verschil negatief.