3 Verkenning van de aantallen

In dit onderdeel geven we een overzicht van de aantallen waargenomen tijdens de tellingen.

3.1 Aantallen voor de prioritaire soorten

3.1.1 Totale en gemiddelde aantallen per bezoek

Tabel 3.1 toont per soort en per jaar:

  • het totaal aantal getelde individuen voor de transecttellingen en gebiedstellingen en het totaal aantal getelde eitjes voor Gentiaanblauwtje;
  • het gemiddeld aantal getelde individuen/eitjes per bezoek;
  • het aantal meetnetlocaties waar de soort werd waargenomen;
  • de proportie van de bezochte meetnetlocaties waar de soort werd waargenomen.
Tabel 3.1: Overzicht getelde aantallen voor de prioritaire soorten (Totaal = totaal aantal getelde individuen/eitjes, Gemiddeld = gemiddeld aantal getelde individuen/eitjes per bezoek, Locaties = aantal meetnetlocaties waar de soort werd waargenomen, Proportie = proportie van de bezochte meetnetlocaties waar de soort werd waargenomen)
Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Jaar Totaal Gemiddeld Locaties Proportie (%)
Aardbeivlinder Pyrgus malvae 2017 196 10.3 4 100.0
2018 402 17.5 4 100.0
2019 126 6.3 4 100.0
2020 222 8.5 4 100.0
2021 205 7.9 4 100.0
Argusvlinder Lasiommata megera 2016 199 1.9 15 88.2
2017 199 2.5 11 78.6
2018 79 1.5 6 60.0
2019 108 1.3 10 71.4
2020 105 1.2 9 60.0
2021 13 0.3 3 37.5
Bruin dikkopje Erynnis tages 2017 140 6.4 4 100.0
2018 179 7.2 4 100.0
2019 87 4.8 3 75.0
2020 51 2.1 4 100.0
2021 44 2.2 4 100.0
Bruine eikenpage Satyrium ilicis 2018 189 5.9 8 80.0
2019 52 1.4 9 69.2
2020 61 1.5 8 61.5
2021 99 3.1 8 66.7
Gentiaanblauwtje (eitjes) Phengaris alcon 2016 3182 198.9 14 100.0
2017 1761 110.1 15 93.8
2018 1095 64.4 13 76.5
2019 1528 89.9 10 62.5
2020 1942 121.4 14 87.5
2021 998 62.4 10 62.5
Grote weerschijnvlinder Apatura iris 2018 50 2.3 5 71.4
2019 8 0.3 4 40.0
2020 4 0.1 3 30.0
2021 9 0.2 3 21.4
Heivlinder Hipparchia semele 2016 1004 14.3 22 100.0
2017 170 7.4 6 75.0
2018 195 5.6 10 83.3
2019 166 4.3 12 100.0
2020 247 6.9 9 75.0
2021 159 4.3 9 69.2
Klaverblauwtje Cyaniris semiargus 2017 24 4.0 1 100.0
2018 3 0.4 1 100.0
2019 0 0.0 0 0.0
2020 8 1.3 1 100.0
2021 132 5.3 4 100.0
Kommavlinder Hesperia comma 2016 173 5.4 8 72.7
2017 149 5.5 8 80.0
2018 73 2.4 7 70.0
2019 5 0.2 2 20.0
2020 13 0.4 3 27.3
2021 40 1.4 3 30.0
Moerasparelmoervlinder Euphydryas aurinia 2020 500 55.6 1 100.0
2021 227 32.4 1 100.0
Oranje zandoogje Pyronia tithonus 2017 1031 21.9 16 88.9
2018 322 10.7 11 100.0
2019 674 21.7 10 90.9
2020 961 22.9 15 100.0
2021 467 14.6 11 100.0
Veldparelmoervlinder Melitaea cinxia 2016 527 17.0 9 100.0
2017 262 8.2 8 80.0
2018 711 19.8 10 90.9
2019 1390 34.8 10 90.9
2020 1581 49.4 10 100.0
2021 772 24.9 9 90.0

3.1.2 Aantallen per meetnetlocatie

In onderstaande kaart en bijhorende tabel geven we een overzicht van het gemiddeld getelde aantal individuen per soort en per meetnetlocatie. De meetnetlocaties worden weergegeven in de centroïde van het 5 km x 5 km UTM-hok waarin de locatie gelegen is. De oppervlakte van de punten is evenredig met het gemiddeld getelde aantal imago’s per bezoek over de volledige periode (2016 - 2020). In de bijhorende tabel geven we ook het gemiddeld getelde aantal individuen per bezoek voor elk jaar. Gezien we de exacte locaties niet weergeven in dit rapport, kennen we hier aan elke locatie een code toe die refereert naar het overeenkomstige UTM-hok. Als je in de tabel een rij selecteert, krijg je in de kaart de (vervaagde) locatie te zien.

Gemiddelde getelde aantallen per meetnetlocatie

Figuur 3.1: Gemiddelde getelde aantallen per meetnetlocatie

3.2 Aantallen voor de secundaire soorten

Elk dagvlindermeetnet is specifiek ontworpen voor één bepaalde prioritaire soort. Naast de prioritaire soort is het ook mogelijk om andere dagvlinders te noteren die tijdens de telling worden waargenomen. We noemen deze de secundaire soorten. Deze gegevens kunnen zeker een meerwaarde zijn, maar we moeten wel voorzichtig zijn bij het interpreteren of analyseren ervan. Zowel de tellocaties als de telperiode zijn immers specifiek gekozen voor de prioritaire soorten. Dat maakt dat de aantallen voor de secundaire soorten niet altijd representatief zijn voor een uitspraak op schaal Vlaanderen.

Voor de trends over de periode 1991 - 2019 van de algemenere dagvlinders in Vlaanderen verwijzen naar het rapport over de algemene dagvlindermonitoring (Maes et al., 2020).

In Tabel 3.2 geven we het totaal aantal getelde individuen van de secundaire soorten voor alle soortspecifieke dagvlindermeetnetten samen. In totaal werden er 53 soorten waargenomen. De soorten worden gerangschikt volgens getelde aantallen van hoog naar laag. De tabel bevat ook prioritaire soorten, maar dit zijn dan de aantallen die geteld werden in locaties van andere meetnetten (Bv. Oranje zandoogje beschouwen we als secundaire soort in het meetnet Argusvlinder).

In Bijlage C geven we een overzicht van de gemiddelde getelde aantallen per jaar voor de algemenere secundaire soorten.

Tabel 3.2: Totaal aantal getelde overige soorten voor alle dagvlindermeetnetten samen
Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Totaal
Bruin zandoogje Maniola jurtina 6079
Hooibeestje Coenonympha pamphilus 5600
Icarusblauwtje Polyommatus icarus 3649
Klein koolwitje Pieris rapae 3305
Oranje zandoogje Pyronia tithonus 3298
Boomblauwtje Celastrina argiolus 1536
Atalanta Vanessa atalanta 1287
Bruin blauwtje Aricia agestis 1280
Citroenvlinder Gonepteryx rhamni 894
Kleine vuurvlinder Lycaena phlaeas 879
Distelvlinder Vanessa cardui 838
Klein geaderd witje Pieris napi 838
Groot dikkopje Ochlodes sylvanus 788
Dagpauwoog Aglais io 717
Bont zandoogje Pararge aegeria 703
Groot koolwitje Pieris brassicae 684
Zwartsprietdikkopje Thymelicus lineola 585
Gehakkelde aurelia Polygonia c-album 371
Witje spec. Pieris spec. 309
Landkaartje Araschnia levana 305
Kleine parelmoervlinder Issoria lathonia 304
Dwergblauwtje Cupido minimus 279
Koevinkje Aphantopus hyperantus 270
Heivlinder Hipparchia semele 204
Koninginnenpage Papilio machaon 193
Bruin dikkopje Erynnis tages 153
Boswitje Leptidea sinapis 136
Eikenpage Favonius quercus 134
Oranje luzernevlinder Colias croceus 110
Klaverblauwtje Cyaniris semiargus 59
Keizersmantel Argynnis paphia 54
Kleine vos Aglais urticae 52
Veldparelmoervlinder Melitaea cinxia 49
Heideblauwtje Plebejus argus 47
Oranjetipje Anthocharis cardamines 45
Kleine ijsvogelvlinder Limenitis camilla 42
Kaasjeskruiddikkopje Carcharodus alceae 35
Bont dikkopje Carterocephalus palaemon 25
Argusvlinder Lasiommata megera 14
Geelsprietdikkopje Thymelicus sylvestris 8
Staartblauwtje Cupido argiades 5
Groentje Callophrys rubi 4
Braamparelmoervlinder Brenthis daphne 3
Kleine weerschijnvlinder Apatura ilia 3
Gentiaanblauwtje Phengaris alcon 2
Kommavlinder Hesperia comma 2
Scheefbloemwitje Pieris mannii 2
Gele luzernevlinder Colias hyale 1
Grote vos Nymphalis polychloros 1
Grote weerschijnvlinder Apatura iris 1
Iepenpage Satyrium w-album 1

De rangschikking van het aantal getelde secundaire soorten is zeer vergelijkbaar met die op de algemene vlinderroutes in Nederland (van Swaay et al., 2022).

References

Maes D., Piesschaert F., T’Jollyn F. & Van Dyck H. (2020). Dagvlindermonitoring in vlaanderen: 1991-2019. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, No. 25. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, België. https://doi.org/10.21436/inbor.18344476.
van Swaay C.A.M., Bos-Groenendijk G.I., Van Grunsven R., Van Deijk J.R., Stip A., De Vries H.H., Kok J.M., Huskens K., Veling K., Van ’t Bosch J. & Poot M.J.M. (2022). Vlinders, libellen en hommels geteld. Jaarverslag 2021. No. VS2022.003. De Vlinderstichting, Wageningen.

 

Creative Commons-Licentie Westra, T., Maes, D., Van De Poel, S. en Onkelinx, T. (2022). doi.org/10.21436/inbor.70771847