6 Conclusie

Vlaanderen kent een lage prevalentie van EM in muskusratten, er is geen toename geweest in de prevalentie gedurende dit onderzoek en de geïnfecteerde dieren bevinden zich alle in de gewestgrenszone. Bovendien komen muskusratten door gerichte, intensieve bestrijding niet langer over heel Vlaanderen voor. Opvolging van EM in muskusratten is dus geen goede proxy meer voor EM in vossen en zal vanaf nu slechts vijfjaarlijks gebeuren. Mogelijk speelt de muskusrat door haar verhoogde gevoeligheid voor EM, ten opzichte van de natuurlijk aanwezige tussengastheren, een grote rol in het vervolledigen van de vossenlintwormcyclus in Vlaanderen en dragen de lage aantallen muskusratten ertoe bij dat de prevalentie zo laag is en blijft. Dit rapport concludeert dan ook dat blijven inzetten op het zo veel mogelijk verminderen van de muskusrattenpopulatie in Vlaanderen belangrijk is in het voorkomen van EM.

Gezien de lage prevalentie zijn sommige maatregelen die in het buitenland in bepaalde regio’s genomen worden, zoals ontwormen van vossen met behulp van lokaas of de permanente screening van mensen actief in de bos-, land- en tuinbouw, in Vlaanderen minder zinvol. Ook het bejagen van vossen werkt contraproductief in het tegengaan van de verspreiding van EM (Craig et al., 2017; Comte et al., 2017). Als aanbeveling willen we daarom stellen dat een degelijke voorlichting en bewustmaking van het grote publiek belangrijk en tegelijk voldoende is, en meer specifiek met betrekking tot volgende punten:

  • Het grondig wassen van groenten en laaggroeiend fruit vooraleer het te consumeren.
  • Het toepassen van elementaire hygiëne-maatregelen (handen wassen voor het eten) na buiten-activiteiten.
  • Het regelmatig ontwormen van honden met middelen op basis van praziquantel, zeker wanneer ze regelmatig knaagdieren opeten en/of recent naar endemisch gebied (Ardennen, Noordoost-Frankrijk, Zuid-Duitsland, Zwitserland of Alpien Oostenrijk) zijn geweest.
  • Er een goede hygiëne op nahouden in het omgaan met honden.