D Appendix: Herkenning van graslandfasen 0, 1, 2 en 3
Bax and Schippers (1997) onderscheiden vijf ontwikkelingsfasen wanneer een zeer voedselrijk grasland verschraald wordt: Fase 0: raaigrasland, Fase 1: grassenmix, Fase 2: dominant stadium, Fase 3: gras-kruidenmix, Fase 4: bloemrijk grasland, Fase 5: schraalland. We gebruiken hiervan fase 0 tot en met 2 als indicator voor de evolutie tijdens de beginfasen van herstel van graslanden (zie Tabel D.1, Figuur D.1, Figuur D.2 en Figuur D.3). Vanaf fase 3 wordt de bedekking van de op de indicatorlijst voor een bepaald type grasland voorkomende soorten ingeschat (zie Figuur D.4).
Graslandfase | Omschrijving |
---|---|
G0: Graslandfase 0 - Raaigrasweiden | Zeer uniform grasland met vrijwel uitsluitend sterk glanzend gras, Engels of Italiaans raaigras en/of ruw beemdgras dominant + vogelmuur, straatgras |
G1: Graslandfase 1 - Grassenmix | Groen lappendeken met soorten uit G0, maar + kruipende boterbloem, paardenbloem, gewone hoornbloem, witte klaver? (in enkele monospecifieke haarden) |
G2: Graslandfase 2 - Dominant stadium | Meer dan 50% van de oppervlakte ingenomen door één niet sterk glanzende grassoort: gestreepte witbol, grote vossenstaart of glanshaver, + grassen en kruiden uit G0 en G1 |
G3: Graslandfase 3 - Gras-kruidenmix | Een fijne mozaïek van grassen en kruiden over heel het perceel. de meeste soorten komen niet meer voor in haarden maar zijn homogeen over het perceel verdeeld. De forse grassoorten van fase 2,1 en 0 kunnen hier en daar nog aanwezig zijn, maar zijn niet meer dominant. Er komen nu grassen in die minder fors zijn zoals reukgras, roodzwenkgras en gewoon struisgras. Naast de algemene kruiden van vorige fases (scherpe boterbloem, veldzuring, gewone hoornbloem) komen er nu ook kruiden voor die typisch zijn voor de vochttoestand. |
Vanaf graslandfase 3 kunnen bepaalde types grasland als natuurstreefbeeld voorkomen. Voor fase 3 zijn dit kamgrasgraslanden (rbbkam), grote vossenstaatgraslanden (voor zover niet vervat in 6510 - rbbvos) en zilverschoongraslanden (rbbzil). Vanaf fase 4 kunnen dotterbloemgraslanden (rbbhc), glanshaver- en vossenstaartgraslanden (subtypes van 6510), bloemrijke struisgraslanden (6230_ha) en stroomdalgrasland (6120) voorkomen. Duingraslanden (2130), dwerghavergraslanden (2330), heischrale graslanden (6230_hn en 6230_hmo) en kalkgraslanden (6210_hk) ontwikkelen zich pas in fase 5.