B Appendix: Verantwoording, handleiding en visuele ondersteuning bij het gebruik van de beheermonitoringsschaal

B.1 Verantwoording

Wanneer een terrein overzichtelijk is, kan de bedekking van plantensoorten visueel het snelst ingeschat worden. Alhoewel deze inschattingen verschillen van waarnemer tot waarnemer, is de mens toch bijzonder goed in staat om snel een ruwe inschatting te maken. Wanneer een soort 20% bedekt, kan het wel zijn dat de ene waarnemer 15% inschat en een andere 30%, maar geen van beide zullen ze inschatten dat de soort pakweg meer dan 40% bedekt of minder dan 10%. De bedekkingsschalen die hiervoor ontworpen zijn, houden rekening met verschillen die we visueel goed kunnen waarnemen. Daarom is de schaal gewoonlijk meer gedetailleerd bij de lage bedekkingen dan bij de hoge bedekkingen (een verschil tussen 5% en 10% is een verdubbeling en vrij gemakkelijk in te schatten, een verschil tussen 50% en 55% is veel moeilijker waarneembaar).

De beheermonitoringsschaal hebben we zo opgesteld dat ze goed bruikbaar is in de range van oppervlaktes tussen enkele are tot enkele hectare. In regel is het zo dat kleinere oppervlaktes visueel kunnen ingeschat worden met een gedetailleerdere schaal. De beheermonitoringsschaal is voldoende ruw om bruikbaar te zijn voor grotere oppervlaktes. Het gebruik van bedekkingsklassen resulteert in snellere gegevensinzameling, is gemakkelijker aan te leren, en leidt tot grotere overeenkomst en gebruiksgemak tussen veldwerkers in vergelijking met het direct inschatten van het bedekkingspercentage (Peet, Wentworth, and White 1998).

In een recente review concludeert Morrison (2016) dat tussen 1/3 en 1/2 van alle visueel ingeschatte bedekkingsklassen foutief zijn, maar dat de overgrote meerderheid van deze inschattingen slechts één klasse verschilt. De meeste onderzoekers zijn het er over eens dat zulke schalen reproduceerbaar zijn tot +/- één klasse verschil (Peet, Wentworth, and White 1998; Morrison 2016). Bovendien is het logisch dat hoe minder onderverdelingen de bedekkingsschaal heeft, hoe kleiner het aandeel foutief ingeschatte bedekkingsklassen zal zijn. Omdat de beheermonitoringsschaal vrij weinig onderverdelingen heeft (6), kunnen we aannemen dat ongeveer in 1/3 van de inschattingen één klasse zal afwijken.

Uit veldtesten met de beheermonitoringsschaal bleek inderdaad dat meestal er dezelfde klasse of +/- 1 klasse verschil werd ingeschat. Er zijn echter wel soorten of indicatoren waar de inschatting moeilijker is en waar we dan ook in de handleiding aandacht aan besteden.

B.2 Handleiding voor het gebruik van de beheermonitoringsschaal

De bedekkingsklassen gebruikt voor de beheermonitoringsschaal staan in Tabel B.1.

Tabel B.1: Indeling in bedekkingsklassen.
Code Naam Densiteit (per ha) Indicatieve bedekking
WT Weinig talrijk 1 t.e.m. 49 teleenheden << 5%
T Talrijk >= 50 teleenheden < 5%
B Bedekkend Niet van belang 5-25%
KB Kwartbedekkend Niet van belang 25-50%
HB Halfbedekkend Niet van belang 50-75%
D Dominant Niet van belang >= 75%

Omdat de naam van de bedekkingsklasse onvoldoende houvast geeft voor consequent gebruik tussen verschillende gebruikers, zijn voor de verschillende categorieën concrete grenswaarden (aantallen of bedekkingen) vastgelegd die in principe gelden voor een oppervlakte van circa 1 ha.

Minder dan 5 procent bedekking: aantal teleenheden

Als de soort minder dan 5 procent van de oppervlakte bedekt, maak je op basis van de densiteit (aantal teleenheden) onderscheid tussen weinig talrijk en talrijk.

Indien het bestudeerde perceel duidelijk afwijkt van 1 ha, dienen de indicatieve klassegrenzen voor aantallen vermenigvuldigd te worden met een factor evenredig aan de oppervlaktetoename (bv. voor een grasland van 2 ha wordt de ondergrens van talrijk >100 teleenheden, berekend uit tweemaal >50 teleenheden). Maak voor het onderscheid tussen de klassen ook gebruik van de visuele ondersteuning (zie sectie B.3).

Eén pol van een polvormende soort wordt als 1 teleenheid gerekend. Polvormende soorten zijn bv. pijpenstrootje, pitrus, zompzegge, elzenzegge, pluimzegge, buntgras, veelbloemige veldbies, bochtige smele, enz. Voor mattenvormende soorten wordt 1 m² als 1 teleenheid gezien. Mattenvormende soorten zijn soorten met uitlopers zoals gewoon struisgras, gewone veldbies, riet, veldrus, zandzegge, heen, e.a. of wortelstokken (rhizomen) zoals bosanemoon, adelaarsvaren, beenbreek, lelietje-van-dalen, dalkruid, eenbes, … Bij het geclusterd voorkomen van soorten die geen pollen of matten vormen worden echter de individuele bovengrondse delen geteld voor het benaderen van de densiteit (bv. de wortelrozetten van boshyacint).

Meer dan 5 procent bedekking

Vanaf een bedekking van meer dan 5 procent wordt op basis van de bedekking onderscheid gemaakt tussen bedekkend, kwart-bedekkend, half-bedekkend en dominant (ook al gaat het maar om 1 of enkele individuen).

Randsituaties en lokaal afwijkende vegetatie

Indien de soort of indicator beperkt is tot randsituaties of tot lokaal afwijkende vegetatie, worden de bedekkingsklassen gecombineerd met codes die deze situaties aanduiden. Als een soort enkel waargenomen wordt in een (afwijkend) deel van het terrein (tot maximum de helft van de oppervlakte), wordt dit bij de inschatting aangeduid met een suffix.

  • X/2 = de soort komt enkel lokaal voor in een aaneengesloten deel van het perceel met afwijkende vegetatie dat tussen 1/4de en 1/2de van de perceelsoppervlakte beslaat
  • X/4 = de soort komt enkel lokaal voor in een aaneengesloten deel van het perceel met afwijkende vegetatie dat tussen 1/8ste en 1/4de van de perceelsoppervlakte beslaat
  • X/8 = de soort komt enkel lokaal voor in een aaneengesloten deel van het perceel met afwijkende vegetatie dat minder dan 1/8ste van de perceelsoppervlakte beslaat

Gelijkaardig wordt “rand” gebruikt voor soorten die enkel aan de rand van het terrein voorkomen. Dit is te beschouwen als een variant van X/8:

  • rand = XR = de soort komt enkel in de rand van het perceel waarbij de rand minder dan 1/8ste van de perceelsoppervlakte beslaat

Wanneer een soort vooral in een afwijkend deel van het terrein voorkomt, maar ook in de rest van het perceel gebruik je de toevoeging voor rand of lokaal afwijkende vegetatie enkel wanneer de bedekking duidelijk hoger is in het afwijkend deel (als richtlijn kan je hier >= twee klassen hoger nemen).

Deze situaties (X/2, X/4, X/8, XR) zijn niet van toepassing voor inschatting in proefvlakken, enkel voor percelen.

Aandachtspunten

Om grote inschattingsfouten te vermijden, moet voldoende aandacht besteed worden aan volgende situaties:

  • moeilijk detecteerbare soorten, die in de laagste klasse WT terechtkomen (klein, verborgen) => worden vaak over het hoofd gezien (verschil tussen aan- of afwezig zijn)
  • moeilijk zichtbare / detecteerbare indicatoren die toch frequent of met hoge bedekking in het proefvlak staan, zoals “mos” of “veenmos” => wordt sterk onderschat indien je er te weinig aandacht aan besteedt (kijken tussen pollen en onder de planten)

B.3 Visuele ondersteuning

Visuele ondersteuning bij het inschatten van de densiteit of bedekking van soorten of indicatoren. Weinig talrijk (WT) (ondergrens en bovengrens voor aantal teleenheden op één hectare; bedekking is lager dan 5 procent).

Figuur B.1: Visuele ondersteuning bij het inschatten van de densiteit of bedekking van soorten of indicatoren. Weinig talrijk (WT) (ondergrens en bovengrens voor aantal teleenheden op één hectare; bedekking is lager dan 5 procent).

Visuele ondersteuning bij het inschatten van de densiteit of bedekking van soorten of indicatoren. Talrijk (T) (ondergrens voor aantal teleenheden op één hectare; de bovengrens kan een arbitrair hoog aantal zijn, zolang de bedekking lager is dan 5 procent)

Figuur B.2: Visuele ondersteuning bij het inschatten van de densiteit of bedekking van soorten of indicatoren. Talrijk (T) (ondergrens voor aantal teleenheden op één hectare; de bovengrens kan een arbitrair hoog aantal zijn, zolang de bedekking lager is dan 5 procent)

Visuele ondersteuning bij het inschatten van de densiteit of bedekking van soorten of indicatoren. Bedekkend (B) (ondergrens van de bedekking voor vier voorbeelden; de bovengrens van een klasse komt overeen met de ondergrens van klasse KB)

Figuur B.3: Visuele ondersteuning bij het inschatten van de densiteit of bedekking van soorten of indicatoren. Bedekkend (B) (ondergrens van de bedekking voor vier voorbeelden; de bovengrens van een klasse komt overeen met de ondergrens van klasse KB)

Visuele ondersteuning bij het inschatten van de densiteit of bedekking van soorten of indicatoren. Kwart bedekkend (KB) (ondergrens van de bedekking voor vier voorbeelden; de bovengrens van de klasse komt overeen met de ondergrens van de klasse HB)

Figuur B.4: Visuele ondersteuning bij het inschatten van de densiteit of bedekking van soorten of indicatoren. Kwart bedekkend (KB) (ondergrens van de bedekking voor vier voorbeelden; de bovengrens van de klasse komt overeen met de ondergrens van de klasse HB)

Visuele ondersteuning bij het inschatten van de densiteit of bedekking van soorten of indicatoren. Half bedekkend (HB) (ondergrens van de bedekking voor vier voorbeelden; de bovengrens van de klasse komt overeen met de ondergrens van de klasse D)

Figuur B.5: Visuele ondersteuning bij het inschatten van de densiteit of bedekking van soorten of indicatoren. Half bedekkend (HB) (ondergrens van de bedekking voor vier voorbeelden; de bovengrens van de klasse komt overeen met de ondergrens van de klasse D)

Visuele ondersteuning bij het inschatten van de densiteit of bedekking van soorten of indicatoren. Dominant (D) (ondergrens van de bedekking voor vier voorbeelden; de bovengrens is 100 procent bedekking).

Figuur B.6: Visuele ondersteuning bij het inschatten van de densiteit of bedekking van soorten of indicatoren. Dominant (D) (ondergrens van de bedekking voor vier voorbeelden; de bovengrens is 100 procent bedekking).

Visuele ondersteuning bij het inschatten van de densiteit of bedekking van soorten of indicatoren. Toepassing in geval van lokaal afwijkende vegetatie of afwijkende vegetatie in de rand van een beheereenheid (hier als voorbeeld voor de klasse bedekkend).

Figuur B.7: Visuele ondersteuning bij het inschatten van de densiteit of bedekking van soorten of indicatoren. Toepassing in geval van lokaal afwijkende vegetatie of afwijkende vegetatie in de rand van een beheereenheid (hier als voorbeeld voor de klasse bedekkend).