Samenvatting

De Europese bever neemt in Vlaanderen, nu de soort er in volle expansie is, ook schijnbaar minder geschikte habitats in, vaak met bijhorende risico’s op graafschade aan waterkerende dijken. Hierbij rijst de vraag hoe groot deze risico’s zijn en in welke mate ze beheersbaar kunnen worden gemaakt. De Vlaamse Waterweg nv vroeg daarom aan het INBO om langs een stuk van de Dijle en de Demer in Vlaams-Brabant de aanwezigheid van bevers en de manier waarop ze van dit gebied gebruik maken, in kaart te helpen brengen. Deze kennis is immers cruciaal voor een gebalanceerd schadebeheer waarbij maximaal ruimte kan worden gelaten voor de aanwezigheid van bever. Naast klassieke inventarisatiemethodes bleek onderzoek via VHF-telemetrie een geschikte, maar arbeidsintensieve, aanvulling.

In totaal konden 22 bevers van een zender worden voorzien, waarvan er 14 voldoende gegevens opleverden voor gedetailleerde analyse. De resultaten toonden weinig tot geen territoriumoverlap zodat het aantal vastgestelde territoria gelijk was aan het aantal aanwezige families. Op de Dijle tussen Werchter en Muizen, over een lengte van ongeveer 15 km, werden duidelijk drie verschillende territoria geïdentificeerd, elk met 5 – 6 km bezette rivierlengte. Hoewel het dus duidelijk is dat er binnen deze zone drie families aanwezig zijn, is het aantal aanwezige bevers moeilijker in te schatten en fluctueert dit doorheen het jaar waarschijnlijk tussen de 12 en 20 individuen. Door zeldzame intrusies van bevers uit naburige territoria en dispersie van jonge bevers uit meer stroomopwaarts gelegen territoria kan dit aantal wel tijdelijk sterk oplopen, maar dit effect is van korte duur.

We stelden vast dat, waar mogelijk, de bevers hun burchten aanlegden in bereikbare, dichtbij de rivier gelegen, afgekoppelde meanders en dat ze daar ook een aanzienlijk deel van hun tijd spendeerden. Dit impliceert dat het behoud van deze meanders, het toegankelijk maken ervan of het verbeteren van hun kwaliteit als beverhabitat goede beheermaatregelen kunnen zijn. Omdat we voor zowel territoria met continu bereikbare meanders, territoria met tijdelijk droogvallende meanders, als territoria zonder bereikbare meanders, ongeveer een gelijke rivierlengte vaststelden lijkt de biologische draagkracht van het hier onderzochte systeem vrij constant te zijn en de hoeveelheid voedsel en leefgebied dus overal voldoende gewaarborgd.

Hoewel aanpalende meanders dus een zeer belangrijk onderdeel van het beverhabitat kunnen uitmaken zijn ze geen ultieme voorwaarde voor de aanwezigheid van bevers. Wel zullen bevers die toegang hebben tot meanders met voldoende water, weinig verstoring en voldoende schuil- en voedselmogelijkheden, daar hun burcht aanleggen en er grote delen van hun tijd spenderen. Dit zorgt in die zones voor een sterke daling van de kans op holen en uitgegraven rustplaatsen in de dijken van de hoofdwaterlopen. Door het sterk territoriale gedrag waarborgt de aanwezigheid van een beverfamilie verder het uitblijven van bijkomende vestiging van andere beverfamilies op de hoofdwaterloop in een brede zone. In functie van de draagkracht en van eventuele dijkschade zijn er daarom sterke aanwijzingen dat systemen met meer schuilmogelijkheden in de vorm van bereikbare aanpalende meanders minder risico op schade vertonen.