3 Resultaten

3.1 Inventarisatie

3.1.1 April 2017

Tijdens de eerste inventarisatie op 19 april 2017 werden 64 locaties met sporen aangetroffen (getypeerd als 17 dagrustplaatsen, 7 holen en 40 wissels). Zoals te zien in Figuur 3.1, waren deze sporen verdeeld in drie verschillende clusters. Een eerste cluster bevond zich tussen Werchter en Haacht waar 39 van de 64 sporen werden gevonden, waaronder 6 holen en 11 dagrustplaatsen. In een tweede zone, gelegen tussen Haacht en Rijmenam, werden 15 sporen gevonden, waarvan 1 hol en 6 dagrustplaatsen. In een laatste zone, tussen Rijmenam en Muizen werden nog 10 wissels gevonden.

Figuur 3.1: Waargenomen sporen tijdens de oeverinspectie op 17 april 2017.

3.1.2 Augustus 2017

De inventarisatie op 30 augustus 2017 leverde 54 locaties met sporen op (getypeerd als 4 dagrustplaatsen, 9 holen en 41 wissels). Deze aantallen zijn sterk vergelijkbaar met de inventarisatie in april 2017, enkel het aantal dagrustplaatsen lag beduidend lager. Dit kan echter een effect zijn van hogere vegetatie die het vinden van dit soort sporen in deze periode bemoeilijkt. Zoals te zien in Figuur 3.2, waren deze sporen opnieuw verdeeld in drie verschillende clusters, maar zijn er toch wat verschuivingen in vergelijking met april. Wanneer we dezelfde clusterafbakening hanteren als in april, lagen 24 van de 54 sporen in de cluster Werchter-Haacht, waarvan 8 holen en 2 dagrustplaatsen. In de tweede zone, tussen Haacht en Rijmenam, werden 21 sporen gevonden, waarvan 1 holen en 2 dagrustplaatsen. In de laatste zone, tussen Rijmenam en Muizen werden opnieuw enkel 9 wissels waargenomen.

Figuur 3.2: Waargenomen sporen tijdens de oeverinspectie op 30 augustus 2017.

3.2 Telemetrie

3.2.1 Vangen en zenderen

Zoals vermeld onder 2.2.1, werden tijdens een eerste proefperiode in 2017 vier bevers gevangen om de vangmethode, zenderen en opvolgen via telemetrie te testen. De gegevens van twee van deze bevers bleken niet bruikbaar voor verdere verwerking. Beide andere bevers leverden wel al direct bruikbare data op. Samen met de bevers gevangen in de daaropvolgende vangsessies werden over de ganse projectperiode in totaal 24 verschillende bevers gevangen, waarvan er 22 met een zender werden uitgerust (Tabel 3.1). In de laatste sessie werd immers, door een gelimiteerd aantal zenders dat nog ter beschikking was, geopteerd om niet alle bevers te zenderen. Bevers die niet werden gezenderd, werden wel van een staarttag met identificatiecode en een onderhuidse PIT-tag voor identificatie voorzien.

Tabel 3.1: Overzicht dataverzameling gezenderde bevers.
Bever Startdatum Laatste datum Aantal dagen Aantal datapunten Max. afstand
BE1001 22/10/2017 22/10/2017 1 0 0.0
BE1002 09/09/2017 29/12/2017 112 69 5.0
BE1003 29/09/2017 03/07/2019 643 165 8.6
BE1004 27/10/2017 28/10/2017 2 1 2.7
BE1005 17/02/2018 17/05/2019 455 108 4.3
BE1006 20/02/2018 03/04/2018 43 18 2.9
BE1007 05/03/2018 16/08/2018 165 16 5.8
BE1008 07/03/2018 23/05/2018 78 16 3.6
BE1009 13/03/2018 10/12/2018 273 75 3.5
BE1010 28/05/2018 10/09/2018 106 28 2.6
BE1011 02/06/2018 18/07/2019 412 22 7.8
BE1012 18/09/2018 02/10/2019 380 50 3.9
BE1013 21/09/2018 05/12/2018 76 38 3.0
BE1014 21/09/2018 20/11/2018 61 22 3.5
BE1015 02/10/2018 03/10/2019 367 34 3.5
BE1016 05/02/2019 05/02/2019 1 0 0.0
BE1017 05/02/2019 16/04/2019 71 5 15.7
BE1018 09/02/2019 10/02/2019 2 2 3.4
BE1019 09/02/2019 28/02/2019 20 11 11.5
BE1020 10/02/2019 06/08/2019 178 20 5.0
BE1021 10/02/2019 14/02/2019 5 3 6.6
BE1023 18/02/2019 06/03/2019 17 2 3.6

Bevers met een zender konden gemiddeld 158 dagen worden opgevolgd, variërend van 1 tot 643 dagen. Dit leverde gemiddeld 32 (0-165) datapunten per bever op. Dit betekent dat gemiddeld elke 3.4 dagen een lokalisatie kon worden bepaald.

Al deze gegevens zijn informatief, maar voor de verdere verwerking wordt enkel gebruik gemaakt van gegevens van bevers die minstens een volledige maand opgevolgd werden. Gezien het gemiddelde van 3.4 dagen tussen twee lokalisaties, werd daarbij geopteerd om ook een minimum van 10 verzamelde datapunten als ondergrens voor de verdere verwerking te hanteren.

Dit zorgde ervoor dat 14 van de 22 gezenderde bevers geschikt waren voor verdere analyse. Tabel 3.1 leert dat van de 8 uit de dataset verwijderde bevers, er 7 zelfs 5 of minder datapunten hadden opgeleverd. Verder toont Tabel 3.1 dat door het verwijderen van deze bevers ook de meest extreme waarden in maximaal waargenomen afstand tussen twee punten werden verwijderd. Dit is logisch voor de bevers die geen data opleverden, maar zorgt er ook voor dat de twee hoogst vastgestelde afstanden uit de dataset verdwijnen. In beide gevallen gaat het dan ook vermoedelijk om bevers die zich niet vast of niet voor langere tijd in het studiegebied bevonden. Dit zorgt er in zijn geheel voor dat de gemiddelde afstand van 4.85 ± 3.55 km voor de volledige dataset wordt bijgesteld tot 4.52 ± 1.81 km.

3.3 Analyse

3.3.1 Home ranges en rivierlengtes

Voor het berekenen van de oppervlakte van de home ranges via MCP werd in eerste instantie geanalyseerd hoeveel procent van de locaties bij voorkeur werd gebruikt en welk aandeel uitschieters dus kon worden verwijderd. Hiervoor werd de oppervlakte van de home range voor elke bever berekend gebruik makend van 50 tot 100 % van alle locaties, met intervallen van 5 %. Figuur 3.4 toont aan dat bij een gebruik van alle locaties, de home range grootte in veel gevallen drastisch toeneemt. Dit maakt duidelijk dat het om zeldzame verplaatsingen naar ver gelegen locaties gaat en die dus geen deel uitmaken de effectieve home range van dat individu. Ook bij 90 en 95 % van de locaties is in veel gevallen een toename merkbaar, maar deze toename is meer geleidelijk, waardoor de verplaatsingen die deze toenames veroorzaken, alhoewel minder frequent, toch als onderdeel van de home range kunnen worden beschouwd. Om deze redenen werd gekozen om telkens 95 % van locaties te gebruiken voor het berekenen van de home range oppervlaktes.

Figuur 3.3: Verzamelde locatiegegevens voor elk van de 14 bevers.

Verandering in home range grootte bij variërende percentages van het aantal locaties gebruikt bij het bepalen van minimum convex polygonen voor de 14 bevers met geschikte data.

Figuur 3.4: Verandering in home range grootte bij variërende percentages van het aantal locaties gebruikt bij het bepalen van minimum convex polygonen voor de 14 bevers met geschikte data.

De 95 % MCP home ranges worden gevisualiseerd in Figuur 3.5. Deze kaart toont een duidelijke opsplitsing van verschillende groepen home ranges of territoria. Zo kan de Dijle tussen Werchter en Muizen worden opgesplitst in een cluster Werchter-Haacht, een cluster Haacht-Rijmenam en een cluster Rijmenam-Muizen. De eerste van deze clusters strekt zich ten dele ook uit over een deel van de Laak, een kleine zijrivier van de Dijle ter hoogte van Tremelo. Verder zijn er nog afzonderlijke territoria van bevers stroomopwaarts op de Dijle tot Rotselaar en op de Demer tot Betekom alsook stroomafwaarts tot Mechelen. Telkens valt de strikte territorialiteit op waarbij de home ranges van een aantal bevers heel sterk overlappen, maar waarbij de familiegroepen onderling zo goed als geen overlap vertonen. De gemiddelde berekende home range oppervlakte bedroeg 138.9 ha en varieerde van 28.9 tot 324.1 ha (Tabel 3.2).

Naast de home range oppervlakte, werd ook de totale bezette rivierlengte van de hoofdrivieren berekend. Hiervoor werd een rechthoek geconstrueerd waarbinnen alle locaties van een individuele bever waren gelegen en werd de lengte van hetzij Dijle, hetzij Demer binnen deze rechthoek berekend. Omwille van de overlap van dergelijke rechthoeken voor bevers in de Demer met de nabijgelegen Laak, waar de in deze studie op de Demer gevangen en gezenderde bevers evenwel geen gebruik van maken (zie Figuur 3.3) werd de Laak hierbij buiten beschouwing gelaten. Omdat deze inschatting toch vooral moet dienen om de capaciteit van een systeem als de Dijle tussen Werchter en Muizen in te kunnen schatten is deze aanpak echter de meest informatieve. De gemiddelde rivierlengte die door een individuele bever werd benut bedroeg 5.37 km, en varieerde van 2.54 km tot 12.27 km (Tabel 3.3).

Figuur 3.5: Home ranges voor de 14 bevers met geschikte data, berekend via MCP.

Tabel 3.2: Overzicht home range grootte (ha) en gebruikte rivierlengte (km) per bever.
Bever Oppervlakte (95%MCP) Rivierlengte
BE1002 156.28 5.84
BE1003 270.69 10.35
BE1005 238.32 5.90
BE1006 92.12 3.84
BE1007 324.13 5.86
BE1008 132.16 2.54
BE1009 57.74 3.82
BE1010 98.30 3.42
BE1011 217.77 12.27
BE1012 36.49 4.15
BE1013 83.62 4.28
BE1014 28.95 3.40
BE1015 117.62 3.98
BE1020 90.03 5.57
Tabel 3.3: Overzicht home range groottes (ha) en aantal locatiebepalingen per seizoen.
Bever Zomer Aantal zomer Winter Aantal winter
BE1002 18.65 11 154.47 59
BE1003 73.77 51 244.87 114
BE1005 62.08 47 213.55 77
BE1006 NA NA 89.53 19
BE1007 313.14 9 28.43 8
BE1008 0.01 10 132.16 7
BE1009 47.73 47 30.16 30
BE1011 322.54 10 43.07 13
BE1012 30.61 19 18.69 33
BE1013 65.79 13 58.70 25
BE1014 12.45 7 22.22 16
BE1015 30.66 9 72.67 27
BE1020 17.61 13 18.03 8

3.3.2 Seizoenaliteit

Om eventuele verschillen in home range grootte per semester na te gaan werd ook een berekening van de 95 % MCP per halfjaar uitgevoerd. Hierbij werden alle locatiegegevens die werden verzameld in de maanden april-september als zomer aangeduid en alle waarnemingen in de periode oktober-maart als winter (Tabel 3.3). Door het opsplitsen van de gegevens ontstaat echter vrij veel ruis op het berekenen van de oppervlaktes en door ongelijke verdeling van het aantal datapunten per halfjaar is een eenduidige vergelijking moeilijk. Toch blijkt over alle punten heen het verschil, alhoewel soms individueel sterk verschillend, niet significant (t = -0.08, p = 0.94, df = 11). Om seizoenale verschillen in gedrag en territoriumgebruik te vergelijken, lijkt het dus meer aangewezen om het exact berekenen van home range grootte achterwege te laten en een meer tentatieve vergelijking uit te voeren van enkel die bevers waarvan veel gegevens over de verschillende seizoenen beschikbaar zijn. Deze aanpak komt verder aan bod onder 3.4.

Tabel 3.4: Overzicht waarnemingen binnen en buiten meanders.
Maand Aantal waarnemingen Binnen meander Aandeel
1 34 20 58.823529
2 91 54 59.340659
3 78 35 44.871795
4 56 18 32.142857
5 76 37 48.684210
6 37 13 35.135135
7 17 6 35.294118
8 27 6 22.222222
9 62 9 14.516129
10 134 10 7.462687
11 64 20 31.250000
12 35 15 42.857143
NA 5 0 0.000000

3.3.3 Gebruik meanders

In totaal werden 716 locatiebepalingen weerhouden, waarvan er 243 (33.9 %) zich binnen een meander bevonden (Tabel 3.4). Dit aandeel vertoont wel een sterke seizoenaliteit, waar vooral de periode december-februari erg belangrijk lijkt te zijn voor het gebruik van de meanders binnen de home range. Daarnaast lijkt het ook duidelijk dat meanders belangrijk zijn als rust- en voortplantingsplaats. Van de 6 vastgestelde burchten met voortplanting, bevonden er zich 3 burchten op een meander, 1 op een privévijver, en 2 in een dijk.

Ook hier zorgt de vaak ongelijke verspreiding van datapunten in de tijd en ruimte over de verschillende bevers voor wat onduidelijkheid maar lijkt de algemene trend van een verhoogd gebruik van de meanders in de winter wel duidelijk. Dit element zal ook meegenomen worden in een meer gedetailleerde bespreking van een aantal bevers onder 3.4.

3.4 Casussen

3.4.1 Territorium Rijmenam-Muizen, Dijle

Binnen het territorium op de Dijle tussen Rijmenam en Muizen konden twee verschillende bevers (BE1003 en BE1009) langere tijd worden opgevolgd (zie ook Tabel 3.1). In totaal waren beide bevers goed voor 240 waarnemingen over een periode van 643 dagen. Beide bevers, van wie individueel het geslacht niet kon worden bepaald, vormden gedurende die periode een koppel dat zijn hoofdburcht had op de grootste van twee frequent bezochte meanders langs de noordzijde van de Dijle (zie Figuur 3.6). Het territorium van beide bevers strekte zich strikt uit van de brug ter hoogte van de Brugstraat in Rijmenam tot die ter hoogte van de Brugstraat in Muizen. Tijdens de studieperiode werden slechts vier waarnemingen buiten dit territorium op de Dijle gedaan, naast zes waarnemingen op zijbeken van de Dijle (Weesbeek en Leibeek). Al deze verdere verplaatsingen werden door bever BE1003 gedaan (zie ook Figuur 3.5). Met uitzondering van twee verplaatsingen net voorbij de territoriumgrens in de zomer, vonden elk van deze verplaatsingen plaats in de herfst. Uit Tabel 3.3 blijkt dat verder dat de grootte van de home range van bever BE1003 in de lente- en zomermaanden inderdaad aanzienlijk kleiner was dan tijdens de herfst en winter. Figuur 3.6 toont verder een sterk gebruik van de twee bijeen gelegen meanders op de rechteroever in elk seizoen, met de aanleg van burchten in elk van beide. Andere meanders binnen dit territorium waren niet bereikbaar voor bevers en werden op geen enkel moment gebruikt. Tijdens beide inventarisaties in 2017 werden in dit territorium enkel wissels vastgesteld, geen dagrustplaatsen of holen (Figuur 3.1, Figuur 3.2).

Figuur 3.6: Datapunten per seizoen voor twee bevers uit het territorium op de Dijle tussen Rijmenam en Muizen.

3.4.2 Territorium Haacht-Rijmenam, Dijle

Een tweede territorium waarbinnen bevers voor langere tijd konden worden opgevolgd grenst aan het eerste territorium (3.4.1) op de Dijle en strekt zich uit van Haacht tot Rijmenam. Binnen dit territorium konden vier verschillende bevers worden opgevolgd, waarvan twee gedurende een volledig jaar tijdens dezelfde periode (BE1005 en BE1015) (zie ook Tabel 3.1). In totaal waren beide bevers goed voor 142 waarnemingen over een periode van 455 dagen. Van bever BE1015 kon worden vastgesteld dat het een vrouwtje was en deze vormde gedurende de hier beschreven periode een koppel met bever BE1005. De hoofdburcht van dit koppel bevond zich op een meander op de linkeroever van de Dijle aan het einde van de Hoogdonk in Haacht (zie Figuur 3.7). Het territorium van beide bevers strekte zich uit van iets voor de brug van de Haachtsebaan in Haacht tot de brug ter hoogte van de Brugstraat in Rijmenam, maar met het zwaartepunt in de westelijke zone van dit territorium. Ook hier was de home range grootte van één van beide bevers, in dit geval het mannetje BE1005, in de herfst en winter aanzienlijk groter dan tijdens de lente en zomer, terwijl de home range grootte van het vrouwtje veel minder variatie vertoonde doorheen het jaar (Tabel 3.3). Figuur 3.7 toont ook in dit territorium een sterk gebruik van een grote meander. In tegenstelling tot het territorium beschreven in 3.4.1 kwam de meander hier gedurende de zomer droog te liggen zodat deze in de zomer en herfst zo goed als niet werd gebruikt. Een verder oostelijk gelegen grote meander in dit gebied, die is ingericht als visvijver en niet wordt omgeven door bomen of struiken, werd slechts heel sporadisch bezocht, zelfs niet tijdens de periode dat de andere meander droog kwam te liggen. Tijdens de inventarisaties in 2017 werden in dit territorium, zowel in april als augustus, naast wissels, telkens 1 hol en verschillende dagrustplaatsen vastgesteld (Figuur 3.1, Figuur 3.2).

Figuur 3.7: Datapunten per seizoen voor twee bevers uit het territorium op de Dijle tussen Haacht en Rijmenam.

3.4.3 Territorium Betekom, Demer

In een laatste territorium konden we de mannelijke bever BE1012 langer dan een volledig jaar volgen. De home range van deze bever bevond zich op de Demer in de gemeente Betekom en strekte zich hoofdzakelijk uit van de brug van de Begijnendijksesteenweg tot de aan de meander aan de linkeroever ter hoogte van Blaashoek (Figuur 3.8). Van deze bever noteerden we 50 waarnemingen over een periode van 380 dagen. De meeste locatiebepalingen van deze bever bevonden zich op de meander waar de burcht zich bevond over elk seizoen. De grootte van de home range in de wintermaanden en zomermaanden vertoonde voor deze bever dan ook weinig verschil (Tabel 3.3).

Figuur 3.8: Datapunten per seizoen voor een bever uit het territorium op de Demer ter hoogte van Heikant

3.4.4 Overzicht van het meandergebruik in de verschillende casussen

Figuur 3.9 geeft de verdeling van waarnemingen binnen en buiten de meanders weer per maand voor elk van de drie hierboven besproken territoria (3.4.1, 3.4.2, 3.4.3). Daarin is duidelijk dat, los van de ongelijke verdeling van het totaal aantal waarnemingen per maand, de meanders in elk seizoen een belangrijk onderdeel van de territoria vormen. Het feit dat in elk van deze territoria ook de hoofdburchten waar de voortplanting plaatsvond, zich op een meander bevond onderstreept deze vaststelling. Enkel in het territorium op de Dijle tussen Haacht en Rijmenam (3.4.2), waar de meander in de zomermaanden tot in de herfst grotendeels droog komt te liggen, valt het op dat het gebruik van deze meander door de aanwezige bevers in enkele maanden totaal wegvalt. Het feit dat dit ook duidelijk wordt in de gegevens van de maand oktober, waarin het aantal observaties wel zeer hoog was, toont aan dat deze vaststelling geen artefact als gevolg van beperkt beschikbare gegevens is.

## Warning in grid.Call(C_textBounds, as.graphicsAnnot(x$label), x$x, x$y, :
## font family not found in Windows font database

## Warning in grid.Call(C_textBounds, as.graphicsAnnot(x$label), x$x, x$y, :
## font family not found in Windows font database

## Warning in grid.Call(C_textBounds, as.graphicsAnnot(x$label), x$x, x$y, :
## font family not found in Windows font database

## Warning in grid.Call(C_textBounds, as.graphicsAnnot(x$label), x$x, x$y, :
## font family not found in Windows font database

## Warning in grid.Call(C_textBounds, as.graphicsAnnot(x$label), x$x, x$y, :
## font family not found in Windows font database

## Warning in grid.Call(C_textBounds, as.graphicsAnnot(x$label), x$x, x$y, :
## font family not found in Windows font database
## Warning in grid.Call.graphics(C_text, as.graphicsAnnot(x$label), x$x,
## x$y, : font family not found in Windows font database
## Warning in grid.Call(C_textBounds, as.graphicsAnnot(x$label), x$x, x$y, :
## font family not found in Windows font database
## Warning in grid.Call.graphics(C_text, as.graphicsAnnot(x$label), x$x,
## x$y, : font family not found in Windows font database
## Warning in grid.Call(C_textBounds, as.graphicsAnnot(x$label), x$x, x$y, :
## font family not found in Windows font database

## Warning in grid.Call(C_textBounds, as.graphicsAnnot(x$label), x$x, x$y, :
## font family not found in Windows font database
Verdeling per maand van de waarnemingen van bevers op en buiten de aanwezige meanders in de drie verschillende territoria.

Figuur 3.9: Verdeling per maand van de waarnemingen van bevers op en buiten de aanwezige meanders in de drie verschillende territoria.