2 Materiaal en Methoden

2.1 Opzet

Bij aanvang van het project in 2017 waren in Vlaanderen 128 territoria gekend, waarvan op dat moment nog 119 als bezet werden beschouwd (=gegevens over 2016). Om een inschatting te maken van de mate waarin de methodiek van de huidige monitoring representatief is voor het werkelijke aantal beverterritoria, kozen we in eerste instantie voor een aanpak via een steekproef. Hierbij werden 30 van de 119 verondersteld bezette territoria geselecteerd, verspreid in regio’s met verschillende mate van bezetting en op voldoende afstand van andere te controleren territoria (Fig. 2.1). Deze territoria zouden allemaal door INBO-medewerkers worden bezocht gedurende 2018 en grondig worden gecontroleerd op de aanwezigheid van bever. Vergelijking van de controlegegevens met de monitoringgegevens zou dan, na extrapolatie, toelaten de foutenmarge op deze monitoring te bepalen. We opteerden hierbij enkel om een controle op vals positieve gegevens uit te voeren. Dit houdt in dat enkel de door het monitoringprogramma als bezet aangeduide territoria zouden worden gecontroleerd en dat zou worden nagegaan of deze territoria wel degelijk nog bezet waren (echt positief) of daarentegen niet langer bezet waren en in de monitoringgegevens dus verkeerd als bezet werden verondersteld (vals positief). Het nagaan of verondersteld onbezette territoria al dan niet daadwerkelijk onbezet waren (echt of vals negatief) of een controle op mogelijke territoria die niet door monitoring werden opgepikt, behoorde niet tot de initiële opzet van deze studie. Met deze voorgestelde manier zou enkel de kans op overschatting van het aantal bezette territoria worden geëvalueerd. Dit was een logische keuze omdat een eventuele onderschatting niet in conflicten met de inschatting van de staat van instandhouding resulteert.

Figuur 2.1: Spreiding van de gekende territoria op 01/01/2017 met aanduiding van de 30 territoria die initieel voor inventarisatie werden geselecteerd (groen).

Na het uitwerken van deze aanpak kon echter een aanvullende samenwerking tussen het INBO en Universiteit Antwerpen (hierna UA) worden uitgebouwd. Op de UA liep gedurende dezelfde periode immers een masterthesis studie waarin een soortgelijke terreincontrole van beverterritoria was gepland, zij het in functie van de controle van een eerdere habitatsgeschiktheidsoefening door de UA (Swinnen 2015). Binnen de samenwerking werd overeengekomen zowel de verzamelde terreininformatie als de kennis en analysemethodieken te delen. Dit liet toe de initiële opzet los te laten en zorgde voor een totaal van 100 gecontroleerde territoria, naast nog een aantal gegevens buiten gekende territoria. Op deze manier konden we ook een inschatting van het aandeel vals en echt negatieve gegevens maken, naast een eerste inschatting van het aantal ongekende bezette territoria als maat voor de nauwkeurigheid van de volledige dataset.

2.2 Inventarisatie

Voor elk gekend of te controleren territorium werd binnen een buffer van 500 m rond het centrum ervan alle geschikt habitat bezocht en gecontroleerd op sporen. Daarbij maakten we onderscheid tussen volgende sporentypes:

  • vraatsporen,
  • glijbanen of wissels,
  • dammen,
  • burchten of holen,
  • twijfelgevallen.

Hierbij streefden we ernaar om enkel recente sporen in kaart te brengen. De categorie twijfelgeval slaat daarbij vooral op sporen die vaak wel duidelijk van bever afkomstig waren, maar waarvan het onduidelijk was of die recent waren. Wanneer geen sporen binnen een territorium werden aangetroffen werd een spoor met categorie NULL toegevoegd om duidelijk te maken dat het territorium wel werd bezocht.

Voor een uniforme inventarisatie met nauwkeurige positiebepaling werd gebruikt gemaakt van AppSheet, een gratis digitaal platform dat toelaat specifieke smartphoneapplicaties te ontwikkelen die direct kunnen worden gelinkt aan cloud-based databanken (Fig. 2.2). Deze aanpak zorgde ervoor dat een bijkomende data invoer overbodig was, dat gegevens telkens onmiddellijk na ingave ook digitaal beschikbaar waren en dat gegevens tussen INBO en UA makkelijk en snel konden worden uitgewisseld.

Voorbeeld data-invoer via de AppSheet tool.

Figuur 2.2: Voorbeeld data-invoer via de AppSheet tool.

2.3 Dataverwerking

De verwerking van de gegevens gebeurde in het programma R versie 3.5.1. De statistische analyse wordt verder in het rapport toegelicht bij de bespreking van de resultaten.

Referenties

Swinnen, K. 2015. De terugkeer van de Europese bever (Castor fiber) in Belgie: ecologie en risico inschatting. Antwerpen, Belgie: Universiteit Antwerpen.