Voorwoord
1
Inleiding
2
Situering van het gebruik van indicatormandjes
3
Hoe zijn de indicatormandjes samengesteld
3.1
Selectie van bronnen
3.2
Insluiten van biogeografische verschillen
3.3
Verdere categorisering, selectie en aanvulling van de lijsten
3.4
Structuurkenmerken
4
Hoe de indicatormandjes gebruiken en resultaten interpreteren?
4.1
Onderbouwing
4.2
Resultaten interpreteren
4.2.1
Sleutelsoorten
4.2.2
Trajectsoorten
4.2.3
Storingssoorten
4.2.4
Structuurkenmerken
4.2.5
Invasieve exoten
5
Indicatormandjes
5.1
binnendijkse zeekraalvegetatie (1310_pol)
5.2
buitendijks laag schor (1310_zk)
5.3
buitendijks hoog schor (1310_zv)
5.4
schorren met slijkgras (1320)
5.5
zilte graslanden (1330_hpr)
5.6
embryonale duinen (2110)
5.7
wandelende duinen (2120)
5.8
kalkarme duingraslanden (2130_had)
5.9
kalkrijke duingraslanden (2130_hd)
5.10
vastgelegde ontkalkte duinen (2150)
5.11
duindoornstruwelen (2160)
5.12
kruipwilgstruwelen (2170)
5.13
duinbossen (2180)
5.14
duinpannen (kalkrijk) (2190_mp)
5.15
droge heide op landduinen (2310)
5.16
buntgrasvegetatie (2330_bu)
5.17
zeer zwakgebufferde vennen (3110)
5.18
oligotrofe tot mesotrofe vijvers en vennen (3130_aom)
5.19
dwergbiezenvegetaties (3130_na)
5.20
kranswierwateren (3140)
5.21
van nature eutrofe wateren (3150)
5.22
dystrofe vennen (3160)
5.23
beken en rivieren met bepaalde waterplanten (3260)
5.24
voedselrijke slikoevers met bepaalde eenjarige planten (3270)
5.25
vochtige heide (4010)
5.26
droge heide (4030)
5.27
stroomdalgraslanden (6120)
5.28
struisgrasland (6230_ha)
5.29
vochtige heischrale graslanden (6230_hmo)
5.30
droge heischrale graslanden (6230_hn)
5.31
kalkrijkere heischrale graslanden (6230_hnk)
5.32
blauwgras- en veldrusgrasland (6410_mo + 6410_ve)
5.33
nitrofiele boszoom (6430_bz)
5.34
moerasspirearuigte (6430_hf)
5.35
ruigte en zoom met harig wilgenroosje (6430_hw)
5.36
ruiger rietland (6430_mr)
5.37
glanshavergrasland (6510_hu)
5.38
habitatwaardig vossenstaartgrasland (6510_hua)
5.39
kalkrijk kamgrasgrasland (6510_huk)
5.40
pimpernelgrasland (6510_hus)
5.41
actief hoogveen (7110)
5.42
basenrijk trilveen (7140_base)
5.43
circum-neutraal overgangsveen (7140_meso)
5.44
rietland op drijftillen (7140_mrd)
5.45
zuur overgangsveen (7140_oli)
5.46
pioniervegetaties met snavelbiezen (7150)
5.47
galigaanmoerassen (7210)
5.48
alkalisch laagveen (7230)
5.49
soortenrijke struisgrasvegetatie (rbbha)
5.50
dotterbloemgrasland (rbbhc)
5.51
moerasspirearuigte met graslandkenmerken (rbbhf)
5.52
natte ruigte met grote wederik en hennegras (rbbhfl)
5.53
kamgrasland (rbbkam)
5.54
grote zeggenvegetatie (rbbmc)
5.55
rietland en andere vegetatie van het rietverbond (rbbmr)
5.56
kleine zeggenvegetatie niet vervat in 7140 (rbbms)
5.57
grote vossenstaartgrasland (rbbvos)
5.58
zilverschoongrasland (rbbzil)
Referenties
Bijlagen
A
Voorkomen van de soorten in verschillende streken
B
Overzichtstabellen van alle indicatoren
Indicatormandjes voor beheerevaluatie
B
Overzichtstabellen van alle indicatoren