2 Methodiek

2.1 Ontwerp van de soortenmeetnetten

In een meetnet tellen vrijwilligers specifieke soorten op vastgelegde locaties via een gestandaardiseerde telmethode. Een dergelijke gestructureerde monitoring biedt de beste garantie op betrouwbare informatie over de toestand en trends van soorten op schaal Vlaanderen. Het ontwerp van de vaatplantenmeetnetten wordt in detail beschreven in het monitoringsprotocol vaatplanten (Van Landuyt & Westra, 2019). Dit is een tweede versie van het monitoringsprotocol waarin enkele aanpassingen zijn gebeurd ten opzichte van de eerste versie (Van Landuyt et al., 2015). Het monitoringsprotocol is gebaseerd op de blauwdruk voor soortenmonitoring (De Knijf et al., 2014).

We vatten de belangrijkste onderdelen van de vaatplantenmeetnetten nog eens kort samen.

2.1.1 Selectie van de soorten

Voor twee groepen van soorten streven we naar een monitoring op basis van meetnetten: Europees prioritaire soorten en Vlaams prioritaire soorten (Westra et al., 2014).

  • De Europees prioritaire soorten (EPS) zijn de zogenaamde Natura 2000 - soorten die op Bijlage II en/of Bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn (HRL) staan.

  • De Vlaams prioritaire soorten (VPS) staan niet op een bijlage van de HRL (het zijn dus geen Natura 2000 - soorten), maar ze worden wel als prioritair beschouwd voor het Vlaamse natuurbeleid, vaak omwille van het feit dat ze in Vlaanderen en/of Europa op de Rode Lijst staan.

In Tabel 2.1 tonen we de geselecteerde vaatplanten en de beleidsrelevantie van de soorten. Voor de drie Europees prioritaire soorten gebeurt de monitoring door het INBO. Alle Vlaams prioritaire soorten worden door vrijwilligers geteld. Bleekgeel blaasjeskruid is enkel opgenomen in de eerste versie van het monitoringsprotocol (Van Landuyt et al., 2015), maar bleek na verder onderzoek niet meer aanwezig te zijn in Vlaanderen en is daarom geschrapt in de tweede versie van het monitoringsprotocol (Van Landuyt et al., 2015).

In dit rapport bespreken we enkel de resultaten van de vrijwilligersmeetnetten. Voor de resultaten van kruipend moerasscherm verwijzen we naar (Van Landuyt & T’Jollyn, 2022).

Tabel 2.1: Overzicht van de vaatplanten waarvoor een meetnet bestaat met onderscheid tussen Europees prioritaire (EPS) en Vlaams prioritaire soorten (VPS)
Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Beleidsrelevantie Meetnet
Bleekgeel blaasjeskruid1 Utricularia ochroleuca VPS vrijwilligers
Driekantige bies Scirpus triqueter VPS vrijwilligers
Drijvende waterweegbree Luronium natans EPS INBO
Duingentiaan Gentianella uliginosa VPS vrijwilligers
Fijn goudscherm Bupleurum tenuissimum VPS vrijwilligers
Gesteelde zoutmelde Halimione pedunculata VPS vrijwilligers
Groenknolorchis Liparis loeselii EPS INBO
Grote bremraap Orobanche rapum-genistae VPS vrijwilligers
Harlekijn Orchis morio VPS vrijwilligers
Honingorchis Herminium monorchis VPS vrijwilligers
Kleine schorseneer Scorzonera humilis VPS vrijwilligers
Kleine wolfsklauw Diphasiastrum tristachyum VPS vrijwilligers
Klimopklokje Wahlenbergia hederacea VPS vrijwilligers
Koprus Juncus capitatus VPS vrijwilligers
Krabbenscheer Stratiotes aloides VPS vrijwilligers
Kruipend moerasscherm Apium repens EPS INBO
Moerassmele Deschampsia setacea VPS vrijwilligers
Plat fonteinkruid Potamogeton compressus VPS vrijwilligers
Polei Mentha pulegium VPS vrijwilligers
Purperorchis Orchis purpurea VPS vrijwilligers
Ronde zegge Carex diandra VPS vrijwilligers
Slank wollegras Eriophorum gracile VPS vrijwilligers
Spits fonteinkruid Potamogeton acutifolius VPS vrijwilligers
Stekende bies Scirpus pungens VPS vrijwilligers
Veenmosorchis Hammarbya paludosa VPS vrijwilligers
Weegbreefonteinkruid Potamogeton coloratus VPS vrijwilligers
Welriekende nachtorchis Platanthera bifolia VPS vrijwilligers
Witte waterranonkel Ranunculus ololeucos VPS vrijwilligers
1 Soort komt niet meer voor in Vlaanderen

2.1.2 Telmethode

Voor elke meetnetlocatie wordt eenmaal om de drie jaar de totale populatiegrootte geschat in de optimale periode om de soort te treffen.

Het schatten van de populatiegrootte gebeurt door de meetnetlocatie systematisch af te lopen in trajecten die ongeveer 5 meter van elkaar liggen. Elke groeiplaats wordt met een GPS ingemeten, bij voorkeur via een smartphone en gebruik makend van de mobiele meetnetten-applicatie. Ook de gevolgde weg (“track”) wordt met een smartphone (bij voorkeur via de meetnetten-applicatie) of GPS opgeslagen. Het opslaan van een track laat de waarnemer toe om dubbeltellingen te vermijden enerzijds en om bij de verwerking met de inventarisatie-inspanning rekening te houden anderzijds (Van Landuyt & Westra, 2019).

Op elke groeiplaats wordt de abundantie geschat. Afhankelijk van de soort, gebeurt dit op twee manieren:

  • Bij soorten die rozetten vormen of waarvan individuele exemplaren gemakkelijk te onderscheiden zijn, wordt het aantal rozetten of individuen geschat (vb. krabbenscheer, purperorchis).

  • Bij soorten die zich vegetatief vermeerderen via uitlopers of die zoden vormen is het onmogelijk om het aantal individuen in te schatten (vb. kruipend moerasscherm, klimopklokje). Hier wordt de aaneengesloten oppervlakte waarbinnen de soort aanwezig is geschat en niet de eigenlijke bedekking van de soort.

Voor de schatting van de populatiegrootte maken we gebruik van de Floron-schaal (Tabel 2.2).

Tabel 2.2: Floron-schaal voor de schatting van de populatiegrootte op een groeiplaats
Floron-code Aantal individuen Oppervlakte (m²)
0 0 0
A 1 < 1
B 2-5 1-5
C 6-25 5-25
D 26-50 25-50
E 51-500 50-500
F 501-5000 500-5000
G > 5000 > 5000

Tabel 2.3 toont per meetnet de manier waarop de abundantie wordt geschat, de geschikte telperiode en het aantal locaties. Elk meetnet bevat alle gekende locaties waar de soort voorkomt. Na de eerste meetcyclus (2016 - 2018), werden nieuwe locaties toegevoegd aan de meetnetten op basis van losse waarnemignen uit www.waarnemingen.be.

Tabel 2.3: Overzicht van de karakteristieken van de vaatplantenmeetnetten
Meetnet Populatieschatting Telperiode Aantal locaties
Driekantige bies Oppervlakte 01/06 - 30/09 13
Duingentiaan Aantal individuen 01/07 - 30/09 11
Fijn goudscherm Aantal individuen 01/07 - 30/09 1
Gesteelde zoutmelde Oppervlakte 01/07 - 30/09 2
Grote bremraap Aantal individuen 01/05 - 31/08 50
Harlekijn Aantal individuen 01/05 - 31/05 2
Honingorchis Aantal individuen 01/06 - 31/07 14
Kleine schorseneer Aantal individuen 01/05 - 30/06 5
Kleine wolfsklauw Aantal individuen 01/07 - 30/09 2
Klimopklokje Oppervlakte 01/06 - 30/09 10
Koprus Aantal individuen 01/06 - 30/09 1
Krabbenscheer Aantal individuen 01/08 - 30/09 4
Moerassmele Oppervlakte 01/07 - 31/08 2
Plat fonteinkruid Oppervlakte 01/07 - 31/08 1
Polei Oppervlakte 01/07 - 30/09 7
Purperorchis Aantal individuen 01/05 - 30/06 11
Ronde zegge Oppervlakte 01/05 - 30/06 7
Slank wollegras Oppervlakte 01/05 - 31/07 3
Spits fonteinkruid Oppervlakte 01/06 - 31/08 10
Stekende bies Oppervlakte 01/06 - 31/08 3
Veenmosorchis Aantal individuen 01/07 - 31/08 1
Weegbreefonteinkruid Oppervlakte 01/06 - 31/07 13
Welriekende nachtorchis Aantal individuen 01/06 - 31/07 13
Witte waterranonkel Oppervlakte 01/05 - 30/06 56

2.2 Dataontsluiting

De databank die onderdeel uitmaakt van meetnetten.be is enkel toegankelijk binnen het INBO. Op regelmatige basis maakt het INBO datasets publiek toegankelijk via GBIF (Global Biodiversity Information Facility). Omdat het meestal om kwetsbare soorten gaat, passen we op de datasets een vervaging toe van 1, 5 of 10 km toe afhankelijk van de soort. Deze vervaging komt overeen met de vervagingsregels die toegepast worden op waarnemingen.be. De publiek ontsloten datasets bevatten dus niet de exacte tellocaties.

Voor de vaatplantenmeetnetten gaat het om volgende datasets:

Deze datasets worden op regelmatige basis (normaal gezien elk jaar) geupdate.

2.3 Analyse van de telgegevens

2.3.1 Selectie analyseset

We exporteren de ruwe data uit de meetnetten.be-databank. Vervolgens selecteren we de tellingen die aangeduid zijn als ‘geschikt voor analyse’.

2.3.2 Preprocessing

In sommige gevallen zijn er meerdere bezoeken per meetnetlocatie per jaar. Het kan dan voorkomen dat een deel van de tellingen overlappen en dat bepaalde groeiplaatsen dubbel geteld worden. Hierdoor kunnen we dus een overschatting krijgen van de populatiegrootte in de meetnetlocatie.

Om deze (potentiële) dubbeltellingen te verwijderen gaan we als volgt te werk:

  • we leggen een raster van 10 m x 10 m over de meetnetlocatie;
  • binnen elke rastercel berekenen we het totaal aantal of de totale oppervlakte per bezoek (op basis van de klassenmiddens van de Floron-klassen);
  • als er binnen een rastercel observaties zijn van meer dan 1 bezoek, selecteren we de observaties van het bezoek met het hoogste totaal (totaal aantal of totale oppervlakte) binnen die rastercel.

2.3.3 Berekening van de populatiegrootte per meetnetlocatie

2.3.3.1 Per jaar

In een eerste stap schatten we de populatiegrootte per meetnetlocatie voor elk jaar (waarin er een telling is gebeurd). Dit doen we door de klassenmiddens van de Floron-klassen te sommeren van alle gemarkeerde groeiplaatsen binnen een bepaald jaar. Daarnaast sommeren we ook de minima en de maxima van de Floron-klassen om de minimale en maximale populatiegrootte te schatten.

2.3.3.2 Per meetcyclus

In een tweede stap berekenen we de populatiegrootte per meetcyclus. Twee meetcycli werden al afgewerkt: 2016 - 2018 en 2019 - 2021. In de meeste gevallen wordt een meetlocatie maar eenmaal per cyclus geteld.

Voor meetlocaties die in meerdere jaren binnen dezelfde cyclus werden geteld, stellen we de populatiegrootte voor de meetcyclus gelijk aan de maximale populatiegrootte over de verschillende getelde jaren.

2.3.3.3 Bijpassen van ontbrekende tellingen

In sommige gevallen werd een meetnetlocatie niet geteld in een van de meetcycli. Deze ontbrekende waarden passen we bij op de volgende manier:

  • Voor een ontbrekende waarde uit de periode 2019 - 2021 gebruiken we een telling uit 2022, indien beschikbaar. Indien er geen telling is uit 2022 stellen we de populatiegrootte gelijk aan deze van de periode 2016 - 2018.

  • Voor een ontbrekende waarde uit de periode 2016 - 2018 gebruiken we een telling uit 2015, indien beschikbaar. Indien er geen telling is uit 2015 stellen we de populatiegrootte gelijk aan deze van de periode 2019 - 2021.

2.3.4 Berekening van de totale populatiegrootte voor Vlaanderen

Per meetcyclus sommeren we de populatiegrootte van alle meetnetlocaties om de totale populatiegrootte te bekomen voor Vlaanderen. We sommeren de klassenmiddens van de Floron-klassen om de meest waarschijnlijke populatiegrootte te bekomen, maar ook de minima en maxima van de Floron-klassen om de minimale en maximale populatiegrootte te schatten.

2.3.5 Reproduceerbaarheid van de analyse

Zie Bijlage B.

Referenties

De Knijf G., Westra T., Onkelinx T., Quataert P. & Pollet M. (2014). Monitoring Natura 2000-soorten en overige soorten prioritair voor het Vlaams beleid. Blauwdrukken soortenmonitoring in Vlaanderen. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Nr. 2319355. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, België.
Piesschaert F., Landuyt W.V., Brosens D., Westra T., Desmet P., Ledegen H., Steeman R. & Pollet M. (2022b). Meetnetten.be - Occupancy estimates of priority vascular plants species in Flanders, Belgium. https://doi.org/10.15468/3775j6.
Piesschaert F., Landuyt W.V., Brosens D., Westra T., Desmet P., Ledegen H., Steeman R. & Pollet M. (2022a). Meetnetten.be - Population counts of priority vascular plants species in Flanders, Belgium. https://doi.org/10.15468/u92anx.
Van Landuyt W., Provoost S., Packet J., Maes D., De Bruyn L., De Knijf G., Onkelinx T., Piesschaert F., Pollet M., Van Calster H., Westra T. & Quataert P. (2015). Monitoringsprotocol vaatplanten. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Nr. 10039812. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, België.
Van Landuyt W. & T’Jollyn F. (2022). Monitoring van kruipend moerasscherm (Helosciadium repens) in Vlaanderen: Resultaten uit de periode 2008-2020. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Nr. 11. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, België. https://doi.org/10.21436/inbor.55010824.
Van Landuyt W. & Westra T. (2019). Monitoringsprotocol vaatplanten en mossen: Versie 2.0. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Nr. 47. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, België. https://doi.org/10.21436/inbor.17097948.
Westra T., De Knijf G. & Pollet M. (2014). Inleiding tot de blauwdrukken. In: De Knijf G., Westra T., Onkelinx T., Quataert P. & Pollet M. (eds.). Monitoring Natura 2000-soorten en overige soorten prioritair voor het Vlaams beleid, Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Nr. 2319355. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, België, p. 10–24.

 

Creative Commons-Licentie Westra, T., et. al. (2023). 10.21436/inbor.99216099