3 Resultaten

3.1 Aantal kilometer parcours afgelegd

In het verkennend aanvangsjaar 2008 werden er vier ochtend- en vier avondtellingen uitgevoerd. Sinds 2009 vinden de tellingen enkel ’s ochtends plaats. De weersomstandigheden bleken immers een zeer grote impact te hebben op het aantal recreanten in de loop van de dag en avond en dus op de mogelijke verstoring voor en gedurende de tellingen. Er wordt één keer per week geteld gedurende vier opeenvolgende weken. De 24 telparcours zijn samen 118.4 km lang. In principe wordt dus jaarlijks 473 km afgelegd. In 2014, 2016, 2017, 2019, 2020, 2021 werden om uiteenlopende redenen enkele trajecten één of meerdere keren niet geteld. In totaal gaat het om 40 tellingen die niet werden uitgevoerd. Het merendeel daarvan (26) was te wijten aan de coronamaatregelen in 2020. Sinds de start van het project werd in het kader van deze populatie-opvolging al 6900 km gewandeld.

3.2 Maximaal en minimaal aantal waargenomen reeën per jaar

Tabel 3.1 geeft sinds 2012 per jaar de telsessie aan met het hoogste en deze met het laagste aantal waargenomen reeën (voor oudere waarden verwijzen we naar vorige verslagen). De lage aantallen in 2014, 2015, 2016 en 2017 waren mogelijk het gevolg van respectievelijk mist en zware buien op het moment van de betreffende telling. Door het wegvallen van trajecten en/of tellingen geven deze waarden niet altijd een correct beeld van de toestand. Ze geven enkel een indicatie van de grootteorde van de verschillen doorheen de jaren.

Tabel 3.1: Overzicht van het jaarlijks maximaal en minimaal aantal waargenomen reeën tijdens een telsessies voor de laatste 10 monitoringsjaren.
jaar 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
Hoogst aantal waargenomen reeën 135 153 108 83 93 82 92 88 42 81
datum maximum 14/03 13/03 19/03 04/03 09/03 15/03 13/03 26/03 03/03 24/03
Laagst aantal waargenomen reeën 112 85 49 74 36 43 45 56 17 34
datum minimum 07/03 20/03 12/03 18/03 02/03 08/03 27/03 19/03 24/03 03/03

3.3 Evolutie van de kilometerindex van 2008 tot 2021

Kilometerindex per telsessie voor de periode 2008-2021 (in 2008 vonden 8 telsessies plaats, vanaf 2009 werden per jaar 4 telsessies georganiseerd).

Figuur 3.1: Kilometerindex per telsessie voor de periode 2008-2021 (in 2008 vonden 8 telsessies plaats, vanaf 2009 werden per jaar 4 telsessies georganiseerd).

Overzicht van de gemiddelde kilometerindex per jaar voor de periode 2008-2021.

Figuur 3.2: Overzicht van de gemiddelde kilometerindex per jaar voor de periode 2008-2021.

De telresultaten van 2021 bevestigen een dalende tendens. Na het opstartjaar 2008 kunnen we duidelijk twee verschillende perioden onderscheiden (figuur 3.1, 3.2). Een eerste periode, van 2009 tot en met 2013, vertoont een relatief stabiel beeld met een gemiddeld aantal van 1.07 waargenomen reeën per gewandelde kilometer. In de tweede periode lag het jaarlijks gemiddelde tot en met 2019 op 0.62 waargenomen reeën per kilometer. Het leek erop dat er na een periode van afnemende aantallen een nieuwe stabiele toestand was bereikt (geen dalende trend meer), zij het wel op een duidelijk lager niveau dan in de periode tot 2013. 2020 was door de coronamaatregelen een uitzonderlijk jaar en het lage aantal tellingen bemoeilijkt de vergelijking met andere jaren (zie 3.1). Uit de significant lagere waarde (0.34) kunnen we dus geen conclusies trekken. In 2021, waarin opnieuw zo goed als volledig werd geteld, was de gemiddelde waarde (0.48) laag in vergelijking met de periode 2014-2019. Dit is een indicatie dat de aantallen nog verder zijn afgenomen.

3.4 Evolutie van de kilometerindex per parcours in 2021

Wanneer we per parcours de tellingen van 2021 vergelijken met de mediaan jaren ervoor (2008 - 2020), dan zien we drie fenomenen (figuur 3.3):

  1. bij 7 trajecten is de KI bij alle tellingen van dit jaar lager dan de mediaan van de vorige jaren (parcours 2, 4, 8, 9, 17, 24, 25)

  2. bij 18 trajecten zijn op een of meer teldagen geen reeën waargenomen

  3. bij 14 trajecten waren er dagen waarop het aantal waargenomen reeën boven de mediaan van de vorige jaren lag.

KI per parcours voor de vier verschillende tellingen in 2021 (blauwe bollen) ten opzichte van de mediaan van alle voorgaande jaren (blauwe balk). Parcours 24 werd één keer niet geteld, parcours 25 twee keer.

Figuur 3.3: KI per parcours voor de vier verschillende tellingen in 2021 (blauwe bollen) ten opzichte van de mediaan van alle voorgaande jaren (blauwe balk). Parcours 24 werd één keer niet geteld, parcours 25 twee keer.

Gemiddelde KI per parcours voor de tellingen in 2021 ten opzichte van de mediaan (blauwe balk) voor de periode 2008-2013, de periode voor de opmerkelijke terugval.

Figuur 3.4: Gemiddelde KI per parcours voor de tellingen in 2021 ten opzichte van de mediaan (blauwe balk) voor de periode 2008-2013, de periode voor de opmerkelijke terugval.

Wanneer we per parcours de gemiddelde KI voor 2021 vergelijken met de mediaan uit de periode van 2008 tot en met 2013, dus voor de opmerkelijke terugval, dan zien we dat de daling van de KI zich in bijna alle trajecten heeft voorgedaan (figuur 3.4). Enkel in 3 van de 24 trajecten oversteeg het gemiddelde in 2021 de mediaan voor de periode 2008-2013. Bij 14 trajecten ligt het volledige betrouwbaarheidsinterval van de KI van 2021 onder de mediaan voor de periode 2008-2013. Dat wijst voor deze trajecten op een significante daling sinds 2013.

3.5 Duur van de tellingen

De ideale duur voor het uitvoeren van een telling is 1.30 uur tot 1.45 uur. Met uitzondering van 2011 voldeed de gemiddelde duur hier aan (tabel 3.2). In 2021 was de kortste tijd waarbinnen een telling werd uitgevoerd 1 u en 7 minuten, de langste 2 u en 4 minuten. Dit jaar werden, op een totaal van 92 trajecten waarvoor de duur van uitvoering gekend was, 29 te snel afgelegd en 23 iets te traag. Dat betekent dat 57% van alle tellingen niet binnen de ideale tijdspanne werden uitgevoerd. Zeker voor wat de tellingen die te snel werden uitgevoerd, blijft dit een aandachtspunt. Daar bestaat het risico dat aanwezige reeën niet worden waargenomen.

Tabel 3.2: Gemiddelde duur van een telling per teljaar.
Jaar Gemiddelde duur (u)
2008 01:39
2009 01:30
2010 01:30
2011 01:27
2012 01:30
2013 01:30
2014 01:32
2015 01:33
2016 01:35
2017 01:32
2018 01:35
2019 01:33
2020 01:35
2021 01:35

3.6 Oorzaken van veranderingen in het aantal reeën waargenomen per jaar

De lagere aantallen waargenomen reeën kunnen zowel het gevolg zijn van een effectief lager aantal reeën als van een verminderde waarnemingskans. Onder waarnemingskans verstaan we de waarschijnlijkheid dat een aanwezige ree ook effectief waargenomen wordt. Een verminderde waarnemingskans kan zowel aan een verandering in het gedrag van de reeën te wijten zijn, als aan een verminderde zichtbaarheid door de aanwezigheid van meer dekking (struiken en jonge bomen). In 2020 kan de waarnemingskans ook aan het wegvallen van een groot aantal tellingen gelinkt zijn. Als de waarnemingskans op de dagen waarop wel werd geteld door omstandigheden lager lag (weersomstandigheden, recreatiedruk …) dan kan dat een effect hebben. Daarom was het wachten op de gegevens van 2021 om conclusies te trekken over de meest recente daling.

3.6.1 Lager aantal reeën

Bij een ongewijzigde waarnemingskans betekent een lager aantal waargenomen reeën per kilometer dat het aantal reeën in het Zoniënwoud effectief afneemt. Mogelijke oorzaken daarvan zijn lagere voortplanting, hogere sterfte en/of emigratie. Omdat in het Zoniënwoud geen jacht plaatsvindt, zou een hogere mortaliteit veroorzaakt kunnen worden door een toename van ziektes, predatie, verkeersslachtoffers of loslopende honden. We beschikken echter niet over gegevens van aantallen dood gevonden dieren of over de populatiegegevens van mogelijke predatoren in en rond het Zoniënwoud. Er wordt ook niet systematisch onderzoek naar gedaan. We beschikken ook niet over de nodige gegevens om de hypotheses van lagere geboortecijfers (aantal embryo’s per drachtige geit en het aandeel drachtige geiten) of plotse sterke emigratie te kunnen onderzoeken. Ook de vraag of een mogelijke wijziging in recreatiedruk een effect heeft, blijft momenteel onbeantwoord. Een verhoogde recreatiedruk kan resulteren in een emigratie naar rustigere stukken in of buiten het bos, of in een verandering in het gedrag van de reeën. Een eerste stap om dit te onderzoeken is de evolutie nagaan van het aantal recreanten dat jaarlijks het Zoniënwoud bezoekt en/of van de dichtheid van het netwerk aan paden in het boscomplex. Binnen het kader van dit project is deze opvolging echter niet voorzien.

3.6.2 Verandering van de zichtbaarheid op de trajecten

Bij een bos dat niet onderhevig is aan sterke veranderingen in beheer of andere externe factoren, wordt in theorie de vermindering in zichtbaarheid op sommige trajecten gecompenseerd door een toename op andere trajecten. Dit is zeker het geval in een groot gebied zoals het Zoniënwoud waar de parcours homogeen over het volledige gebied verdeeld zijn. Omdat er in de telperiode 2008-2015 geen metingen uitgevoerd zijn om eventuele veranderingen in de zichtbaarheid aan te tonen, is het niet mogelijk het potentiële effect ervan in te schatten. Om toch te proberen hier een idee over te krijgen, voerden we in 2015 een bevraging uit bij alle tellers. Het resultaat daarvan is besproken in het opvolgingsrapport 2015 (Huysentruyt et al. 2015). Om het effect van veranderingen in zichtbaarheid te kunnen modelleren en op te volgen naar de toekomst toe, werd besloten de zichtbaarheid op de verschillende trajecten effectief te meten (zie hiervoor (Boone et al. 2020)). Een bijkomende mogelijkheid om de verandering in zichtbaarheid na te gaan is de resultaten van zichtbaarheidsmetingen op trajecten te vergelijken met tellingen waarbij ook de afstand tot de waarneming werd gemeten (distance sampling, zie 4).

Referenties

Boone, N, J Casaer, J Vercammen, C Malengreaux, and A Licoppe. 2020. Ondersteuningsproject bij de uitvoering van de reemonitoring in het Zoniënwoud: Jaarlijks rapport, Periode: 2008-2019. Brussel, België: Rapporten van het Instituut voor Natuuren Bosonderzoek.
Huysentruyt, F, C Malengreaux, J Vercammen, J Casaer, and A Licoppe. 2015. Ondersteuningsproject bij de uitvoering van de reemonitoring in het Zoniënwoud /Mission d’appui pour le recensement du chevreuil dans le massif sonien: Jaarlijks rapport / Rapport annuel, Periode / Période de référence: 2008-2015. Brussel, België: Rapporten van het Instituut voor Natuuren Bosonderzoek.