Samenvatting
De Vlaamse prioriteitenkaart geeft een overzicht van de belangrijkste waterlopen waar het verwijderen van knelpunten het visbestand ten goede komt. De prioriteit van de waterloop bepaalt de uiterste datum tegen wanneer deze knelpuntenvrij moet zijn. De nieuwe prioriteitenkaart houdt zowel rekening met de verspreiding van Habitatrichtlijnsoorten als met de aanbevelingen van het palingbeheerplan. Daarnaast laat de nieuwe Benelux-beschikking ook ruimte voor vissen van meer regionaal belang. Het Afleidingskanaal van de Leie (AKL) is aangeduid als waterloop met prioriteit 2 wat betekent dat de sluisstuwcomplexen in Balgerhoeke en Schipdonk tegen 2021 of ten laatste tegen 2027 vispasseerbaar moeten zijn (Benelux-beschikking (M (2009) 1).
Het doel van deze studie was nagaan in welke mate er landinwaartse vismigratie in het AKL is, en of de sluisstuwcomplexen in Balgerhoeke en Schipdonk vispasseerbaar zijn in stroomopwaartse richting.
We gebruikten verschillende vangstmethoden om de vispopulaties te bemonsteren: In Balgerhoeke, stroomafwaarts van het sluisstuwcomplex werden fuiken, substraten en een palinggoot gebruikt om vissen te vangen, te identificeren en te merken. Zo kon worden bepaald of individuen zich ophoopten voor de barrière of tot in Schipdonk raakten. In Schipdonk, stroomafwaarts van het sluisstuwcomplex en de sifon, werden fuiken en substraten gebruikt om vissen te vangen en te identificeren.
Eerder onderzoek van het INBO had al aangetoond dat de toepassing van aangepast spuibeheer in Zeebrugge een zeer effectieve en kostenefficiënte beheermaatregel is om glasalen binnen te laten in het pand Zeebrugge Balgerhoeke van het Afleidingskanaal van de Leie (Buysse et al., 2015). De vangst van talrijke jonge palingen (elvers) in Balgerhoeke toont nu ook aan dat de glasalen in dit kanaal ook geschikt opgroeihabitat vinden, en dat ze landinwaarts en dus stroomopwaarts door het pand Zeebrugge-Balgerhoeke migreren tot aan de eerste potentiële barrière: het sluisstuwcomplex in Balgerhoeke. Dit toont nu echter ook aan dat het sluisstuwcomplex in Balgerhoeke een absolute barrière vormt voor de verdere stroomopwaartse migratie van jonge palingen maar ook voor alle andere vissoorten. In het stroomopwaartse pand werden er immers op geen enkele vangslocatie jonge palingen (elvers) gevangen en werden er ook geen vissen hervangen in Schipdonk die eerder in het stroomafwaartse pand in Balgerhoeke waren gemerkt. De resultaten tonen dat er aanpassingen nodig zijn om het sluisstuwcomplex in Balgerhoeke vispasseerbaar te maken. Omdat paling niet tot in Schipdonk geraakt, kon de passeerbaarheid ervan voor paling niet onderzocht worden. De concentratie van paaiende vissoorten zoals baars en blankvoorn stroomafwaarts van de complexen van zowel Balgerhoeke als Schipdonk suggereren echter dat het complex te Schipdonk ook een belangrijke barrière is voor alle vissoorten. Om connectiviteit met het Groot Pand te bewerkstelligen moeten beide barrières dus aangepakt worden.
De paling staat als ernstig bedreigde vissoort op de Rode Lijst van de IUCN. Om de kwetsbare palingpopulatie te herstellen is de voltooiing van hun katadrome levenscyclus cruciaal (EU Palingverordening; EC No. 1100/2007). Hiervoor moet jonge paling zoveel mogelijk kwaliteitsvolle opgroei- en foerageergebieden kunnen bereiken in het stroomgebied van de Schelde, en dat op een zo efficiënt mogelijke wijze. Paling moet via het AKL het Groot Pand kunnen bereiken om toegang te krijgen tot die habitats in de Schelde en de Leie, wat de populatie ten goede zou komen. De resultaten tonen nu ook effectief aan dat het AKL een intrekroute is voor stroomopwaarts migrerende palingen richting het Scheldestroomgebied. Dit is ook de reden waarom het AKL met prioriteit 2 werd opgenomen in de prioriteitenkaart vismigratie, en een verbeterde connectiviteit nodig is (Stevens & Coeck, 2009).
Voor andere vissoorten zou een verhoogde connectiviteit een grotere beschikbaarheid aan verschillende habitats betekenen en een ontsnappingsroute kunnen bieden voor eventuele tijdelijke lokale ongunstige of suboptimale condities. Dit is bijvoorbeeld bij langdurige droogte en hoge atmosferische temperatuur, wanneer er temperatuurstress en/of zuurstofdaling kan optreden. Wanneer alle factoren in overweging worden genomen, lijkt het saneren van de knelpunten in dit kanaal voor deze soorten echter iets minder cruciaal dan voor paling. De meeste van deze soorten kunnen namelijk hun levenscyclus ook binnen één enkel kanaalpand voltooien. Paairijpe pos en baars werden bijvoorbeeld na ‘merken’ niet hervangen ter hoogte van de barrière. Dit suggereert dat ze omkeren en meer stroomafwaarts paaien. Daarenboven komen, ondanks de verschillende relatieve aantallen, dezelfde soorten voor stroomop- en stroomafwaarts van de barrière te Balgerhoeke. Dit geeft aan dat de soortenrijkdom niet tot weinig zou veranderen door een verhoogde connectiviteit. De totale biomassa zou echter waarschijnlijk wel toenemen door een grotere verscheidenheid aan beschikbare habitats en een meer evenwichtig ecosysteem. Daarnaast geven de huidige data geen uitsluitsel over het effect van de barrière op het werkelijke paaisucces en de uiteindelijke rekrutering van de geobserveerde soorten. Bovendien zou voor potamodrome soorten in opmars die grotere vereisten stellen in termen van connectiviteit, zoals winde en de diadrome driedoornige stekelbaars, passeerbaarheid van het AKL zeer belangrijk zijn.
Saneringsoplossingen
Bij de sanering van vismigratieknelpunten krijgt het nastreven van een zo natuurlijk mogelijke dynamiek (en structuurdiversiteit) de voorkeur. Daarbij wordt de waterloop heringericht met een natuurlijk verhang zonder constructies. Louter vanuit ecologisch perspectief, en ondanks het feit dat het AKL een kunstmatig gegraven waterloop is met een beperkte dynamiek, geniet de verwijdering van barrières in Balgerhoeke en Schipdonk de voorkeur omdat dit de beste manier is om longitudinale connectiviteit te realiseren in functie van zowel vrije stroomopwaartse als stroomafwaartse vismigratie. De waterbeheerder moet de functie van de stuwen op het AKL i.f.v. het waterbeheer en van de sluizen (vb. de in onbruik geraakte sluis in Balgerhoeke) evalueren. Als (gedeeltelijke) verwijdering van de kunstwerken niet haalbaar of wenselijk is, moet worden overgegaan tot de aanleg van migratiebevorderende, technische constructies zoals vispassages.
Het wordt sterk aangeraden om samen met het Waterbouwkundig Labo (WL) de technische mogelijkheden te bekijken om connectiviteit te bewerkstelligen. Deze rapportage had als doel om de vispasseerbaarheid te bepalen van de sluistuwcomplexen in Balgerhoeke en Schipdonk, en geeft een aanzet voor saneringsoplossingen. Een diepgaande analyse van de vereisten (zoals het beschikbare debiet) en de verwachte efficiëntie van een vispassage ter hoogte van Balgerhoeke en Schipdonk ontbreekt. Verwijdering van de barrière te Balgerhoeke geniet de voorkeur vanuit een ecologisch perspectief omdat het de meest natuurlijke situatie nabootst die er te behalen is.
Technische vispassages zijn een optie wanneer verwijdering van de barrière niet mogelijk is. Deze brengen wel verschillende logistieke uitdagingen met zich mee en blijven een uitdaging voor veel vissen om te passeren. Een De Wit-vispassage laat de passage toe van veel soorten maar vereist wel een minimumdebiet om goed te functioneren en om een voldoende sterke lokstroom te voorzien. In de studieperiode lag het gemiddeld debiet hoger dan de minimumvereiste voor een De Wit-vispassage. Algemeen zal tijdens het voorjaar en najaar wellicht telkens voldoende water voorhanden zijn om een technische vispassage te doen functioneren. Echter, zoals de naam van het AKL al suggereert, speelt het kanaal vooral een rol bij het afleiden of wegvoeren van overtollig water. Huidige debieten zijn daardoor sporadisch en tijdens de zomer mogelijk zelf te laag voor de optimale werking van een vispassage. Een meer continu debiet zou niet alleen de vispassage ten goede komen maar ook de migratie in het pand zelf omwille van het minder gestuwde karakter van het debietverloop. Bovendien zou de meer continue stroming aanleiding geven tot een grotere variatie aan habitats en een algemene toename van de ecologische kwaliteit.
Als noch het verwijderen van de barrières, noch de aanleg van een technische vispassage mogelijk blijkt, is de palinggoot een derde optie. Een palinggoot heeft lagere hydraulische vereisten en is daardoor wellicht de meest eenvoudige oplossing. Deze werkt wel enkel voor stroomopwaarts migrerende jonge paling. Gegeven het potentieel van het AKL voor stroomopwaartse palingmigratie, dankzij het aangepast spuibeheer te Zeebrugge, zouden palinggoten in Balgerhoeke en Schipdonk de minimale vereiste zijn om de barrières “palingpasseerbaar” te maken.
De data en code om dit rapport te genereren zijn beschikbaar online.
Referenties
Bruneel, S., et. al. (2025). 10.21436/inbor.132763058